ECLI:NL:CBB:2013:142

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 augustus 2013
Publicatiedatum
19 september 2013
Zaaknummer
AWB 11/35
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.E. Doolaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering behoud uniek bedrijfsnummer na verhuizing agrarisch bedrijf

In deze zaak heeft appellante, een agrarisch bedrijf, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken. Het geschil betreft de weigering van de staatssecretaris om appellante haar uniek bedrijfsnummer (UBN) te laten behouden na de verhuizing van haar bedrijf naar een nieuwe locatie. Appellante had op 11 mei 2010 aangegeven dat haar bedrijf was verplaatst en verzocht om het behoud van haar UBN, dat volgens de staatssecretaris locatiegebonden is. De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen, wat leidde tot het beroep van appellante.

Tijdens de zittingen hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Appellante betoogde dat de tracering van haar dieren niet zou veranderen door een adreswijziging en dat het toekennen van een nieuw UBN extra complicaties met zich meebrengt, vooral in het geval van dierziekten. De staatssecretaris daarentegen stelde dat de regelgeving vereist dat een nieuw UBN moet worden aangevraagd bij een verhuizing, omdat het UBN aan een specifieke locatie is gekoppeld.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de relevante regelgeving. Het College concludeerde dat de weigering om het oude UBN te behouden geen wijziging in de rechtspositie van appellante met zich meebracht, aangezien zij nooit zonder UBN was. Daarom werd het bezwaar van appellante als niet-ontvankelijk verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Het College heeft bepaald dat de staatssecretaris het griffierecht aan appellante moet vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 11/35
5140

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2013 in de zaak tussen

[A] B.V., te [vestigingsplaats], appellante

en

de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Spriensma-Heringa).

Procesverloop

Appellante heeft bij brief van 8 januari 2011 beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van
7 december 2010, waarbij verweerder de bezwaren van appellante tegen zijn beslissing van
21 juli 2010 ongegrond heeft verklaard.
Bij deze beslissing heeft verweerder het verzoek van appellante om haar uniek bedrijfsnummer (UBN) na verhuizing naar de nieuwe locatie van haar bedrijf te mogen behouden op grond van Verordening (EG) nr. 1760/2000 en de Regeling identificatie en registratie van dieren (de Regeling) afgewezen.
Bij brief van 9 februari 2011 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Op 6 juli 2011 heeft een onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht. Voor appellante is verschenen [B], directeur van appellante. Voor verweerder is verschenen [C].
Het onderzoek ter zitting is geschorst en het College heeft aan verweerder nadere vragen voorgelegd.
Bij brief van 31 augustus 2011 heeft verweerder een reactie op de nadere vragen ingediend.
Op 26 juni 2013 heeft opnieuw een onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht. Voor appellante is wederom verschenen [B] voornoemd. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Appellante heeft op 11 mei 2010 aangegeven dat haar agrarisch bedrijf is verplaatst naar de [adres], gemeente [vestigingsplaats], en dat op de oude locatie een industrieterrein zal worden aangelegd. Appellante heeft verweerder verzocht haar UBN […] te mogen gebruiken voor de nieuwe locatie.
2.
Verweerder heeft het verzoek van appellante afgewezen. Verweerder heeft daartoe het volgende overwogen. Uit artikel 1, onder v, artikel 2, derde lid en artikel 3 van de Regeling volgt dat een UBN locatiegebonden is en derhalve is gekoppeld aan het adres van een bedrijf. Wordt een bedrijf verplaatst, dan ontstaat er voor het I&R-systeem op de nieuwe locatie een nieuw bedrijf waarvoor de houder van dieren een nieuw UBN dient aan te vragen. Dit is bijvoorbeeld in geval van dierziekten van belang voor de tracering van de geboorteplaats van dieren.
3. Appellante is van mening dat haar bedrijf en haar rundvee uitstekend zijn te traceren door slechts een adreswijziging door te voeren voor UBN […]. Nu er sprake is van een verhuizing binnen dezelfde gemeente, blijft de geboorteplaats van de runderen van appellante en de verblijfplaats dezelfde. Ook de eventuele aanwezigheid van dierziekten maakt geen verschil voor wat betreft de tracering. Hier komt bij dat een ander UBN voor het bedrijf van appellante juist in het geval van dierziekten of andere noodsituaties extra moeilijkheden zou opleveren; te denken valt aan de formulieren die Rendac, CRV, GD, dierenarts en andere instanties invullen, waarbij zij als relatienummer hetzelfde nummer als het UBN van een agrarisch bedrijf gebruiken. Als dit relatienummer niet meer overeenkomt met het UBN geeft dit extra verwarring.
De oude locatie van UBN […] bestaat niet meer als adres of agrarische locatie en is nu een braakliggend stuk industrieterrein. UBN […] heeft op dit moment geen locatie meer en komt vrij als toe te kennen UBN. Het nieuwe adres van appellante zou de meest logische locatie zijn om dit nummer aan toe te kennen.
4.
Het College overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, Awb, dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen, bezwaar te maken. Hieruit vloeit voort dat slechts bezwaar kan worden gemaakt tegen een besluit in de zin van de Awb.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, Awb is een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Dit houdt in dat die schriftelijke beslissing de bedoeling moet hebben om een bepaald rechtsgevolg – dat wil zeggen een wijziging in de rechtspositie van een betrokkene – tot stand te brengen.
Het College ziet zich aldus gesteld voor de vraag of de weigering van verweerder om appellante in het kader van de verplaatsing van zijn bedrijf het bestaande UBN […] te laten behouden aangemerkt moet worden als een besluit in de zin van de Awb omdat het een wijziging brengt in de rechtspositie van appellante.
Het College overweegt hieromtrent als volgt. Ingevolge artikel 2, eerste en derde lid, van de Regeling meldt de houder van dieren zich binnen 3 werkdagen nadat hij dieren is gaan houden aan bij verweerder onder vermelding van, onder meer, het adres waar de dieren worden gehouden. Volgens artikel 3, eerste lid, van de Regeling bevestigt verweerder deze aanmelding onder vermelding van het ter identificatie van het bedrijf toegekende UBN. De toekenning van een UBN heeft tot gevolg dat een betrokkene dieren op zijn bedrijf kan aan- en afvoeren ter opfok, verhandeling en/of slacht.
Artikel 4 van de Regeling bepaalt vervolgens dat de houder van iedere wijziging van gegevens als bedoeld in artikel 2 opgave doet.
Na opgave van de bedrijfsverplaatsing heeft verweerder aan appellante een ander UBN toegekend. Dat betekent dat appellante op het moment dat het oude UBN is vervallen in het bezit is gekomen van een nieuw UBN. Zij is dus als houder van dieren nimmer zonder UBN geweest.
Tegen deze achtergrond brengt de weigering om appellante het oude UBN te laten behouden geen wijziging in haar rechtspositie. Haar is geen UBN geweigerd; het UBN is slechts gewijzigd. Deze wijziging heeft geen verandering gebracht in de rechtspositie van appellante en kan daarom niet worden aangemerkt als besluit in de zin van de Awb.
5.
Het College concludeert dat verweerder het bezwaar van appellante ten onrechte ontvankelijk heeft geacht en daarop een inhoudelijk besluit heeft genomen. Het College zal het bestreden besluit derhalve vernietigen en het bezwaar van appellante tegen de beslissing van 21 juli 2010 alsnog
niet-ontvankelijk verklaren.
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

Het College:

  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart het bezwaar van appellante tegen de beslissing van 21 juli 2010
  • bepaalt dat verweerder het door appellante betaalde griffierecht ad € 298,- (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard in tegenwoordigheid van mr. E. van Kerkhoven als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2013.
w.g. W.E. Doolaard w.g. E. van Kerkhoven