ECLI:NL:CBB:2013:143
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van chauffeurskaart en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een taxichauffeur wiens chauffeurskaart op 2 juli 2013 door de Minister van Infrastructuur en Milieu was ingetrokken. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze intrekking en vroeg de voorzieningenrechter om de intrekking te schorsen in afwachting van het verkrijgen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Tijdens de zitting op 14 augustus 2013 heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De Minister, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, was ook aanwezig.
De voorzieningenrechter overwoog dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De verzoeker stelde dat de intrekking van zijn chauffeurskaart hem in financiële problemen bracht en zijn arbeidsovereenkomst in gevaar bracht. Hij voerde aan dat hij niet op de hoogte was gesteld van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen, wat volgens hem in strijd was met het vertrouwensbeginsel.
De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de verzoeker niet voldoende had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de intrekking van de chauffeurskaart onterecht maakten. De voorzieningenrechter benadrukte dat het belang van de verzoeker om zijn beroep uit te oefenen niet zwaarder woog dan het algemeen belang van de veiligheid van passagiers. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de verzoeker op dat moment niet beschikte over een VOG, wat een vereiste is voor het behouden van de chauffeurskaart. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 augustus 2013.