Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 26 september 2013 in de zaak tussen
appellanten
de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster
Procesverloop
Overwegingen
In het geval van appellante sub 2 heeft verweerster tevens de rekenstaat 2009 op dit punt gecorrigeerd. Appellanten sub 1 en 2 kunnen zich er niet mee verenigen dat verweerster vanaf 2007 geen rekening houdt met de kosten en afschrijvingen die verband houden met de vervangen communicatiesystemen. Appellante sub 3 vindt dat daarmee in haar geval ook rekening had moeten worden gehouden en is tegen het aan haar gerichte besluit opgekomen.
19 juni 2002, 4 mei 2006 en 11 april 2007, zij terecht tegen de bestreden besluiten I en II zijn opgekomen. Dit kan hen echter niet baten, omdat verweerster de in hun nacalculatieformulieren over 2006 opgegeven bedragen voor historische kosten, abusievelijk, al in hun budgetten heeft opgenomen.
Voor een overgangstermijn met betrekking tot de hier aan de orde zijnde historische kosten, die verder strekt dan tot en met het jaar 2006, ziet het College – met verwijzing naar zijn bovenvermelde uitspraak van heden - geen aanleiding. De beroepen van appellanten sub 1 en 2 zijn derhalve gegrond. Het College zal de bestreden besluiten I en II, voor zover aangevochten, vernietigen, maar de rechtsgevolgen van die besluiten, voor zover ze zijn vernietigd, in stand laten.
€ 472,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart de beroepen van appellante sub 1 en appellante sub 2 gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten I en II, voor zover aangevochten;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten I en II voor zover die zijn vernietigd in stand blijven;
- verklaart het beroep van appellante sub 3 ongegrond;
- draagt verweerster op het door ieder van hen betaalde griffierecht van € 298 aan appellante sub 1 en appellante sub 2 te vergoeden;
- veroordeelt verweerster in de proceskosten tot een bedrag van € 944, te betalen aan appellante sub 1 en appellante sub 2.
in aanwezigheid van mr. C.G.M. van Ede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
26 september 2013.