Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[A], te [woonplaats], verzoeker.
Procesverloop
Overwegingen
e-mailcorrespondentie met verzoeker is hier in beknoptere bewoordingen ook al op ingegaan. In dit verband verwijst [B] naar de e-mails van de griffie van 28 oktober 2013. [B] stelt dat hierin geen feiten of omstandigheden zijn gelegen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
Bij e-mail van 8 juli 2013 heeft een medewerker van de griffie verzoeker bericht dat in verband met het uitblijven van verhinderdata van verzoeker het College de datum van behandeling ter zitting van de beroepen heeft vastgesteld op 14 november 2013. Voorts is meegedeeld dat een bevestiging ter post nog volgt.
Op 9 juli 2013 heeft verzoeker per e-mail de griffie bericht dat hij de voorafgaande week in een verhuizing zat. Daarbij heeft hij zijn nieuwe postadres vermeld.
Bij brief van 15 juli 2013 is de zittingsdatum van 14 november 2013 aan partijen schriftelijk bevestigd.
Op 13 oktober 2013 heeft verzoeker de griffie van het College per e-mail bericht dat hij in de tweede helft van december 2013 in Nederland zal verblijven. In verband daarmee verzoekt hij met name wegens hoge reis- en verblijfkosten de zitting dan te laten plaatsvinden. Bij e-mail van
22 oktober 2013 aan de griffie brengt verzoeker zijn e-mail van 13 oktober 2013 nogmaals onder de aandacht.
Bij e-mailbericht van 23 oktober 2013 zijn de uitnodigingen voor de zitting van 14 november 2013 aan partijen verzonden. Daarbij is vermeld dat verzending eveneens per aangetekende post zal plaatsvinden.
Op dezelfde dag bericht verzoeker de griffie dat deze e-mail hem bevreemdt omdat hij in zijn e-mail van 13 oktober 2013 heeft verzocht de zittingsdatum te verzetten. Op dat verzoek heeft hij geen reactie gekregen terwijl hij nu wel een oproep voor de zitting ontvangt.
Bij e-mail van 28 oktober 2013 aan verzoeker bericht een medewerker van de griffie namens de voorzitter dat zijn verzoek om de behandeling ter zitting van zijn beroepen op 14 november 2013 uit te stellen, niet zal worden ingewilligd. Daarbij wordt erop gewezen dat na het uitblijven van een reactie van de zijde van verzoeker om verhinderdata door te geven voor het vierde kwartaal 2013, reeds op 8 juli 2013 de zittingsdatum per e-mail aan verzoeker is medegedeeld. Bij e-mail van eveneens 28 oktober 2013 verzoekt verzoeker om heroverweging van deze beslissing.
Bij griffiersbrief van 5 november 2013 heeft de waarnemend griffier onder meer aan verzoeker uiteengezet welke redenen in aanmerking zijn genomen bij de afwijzing van het verzoek van verzoeker om uitstel van de behandeling ter zitting. Daarbij is vermeld dat de zittingsdatum lang tevoren na correspondentie met onder andere verzoeker is vastgesteld en dat verzoeker daarop niet aanstonds heeft gereageerd. De omstandigheid dat verzoeker het plan heeft opgevat de tweede helft van december 2013 in Nederland te verblijven en niet twee keer reiskosten te willen moeten maken vormt geen gewichtige reden om het verzoek om uitstel in te willigen. Van belang is bovendien dat andere betrokkenen, indien zij de behandeling willen bijwonen, eveneens van Curaçao naar Den Haag, zullen moeten komen.
23 oktober 2012, na zijn e-mail van 22 oktober 2013, zonder enige verwijzing naar zijn uitstelverzoek werd geconfronteerd met een uitnodiging voor de zitting van 14 november 2013. In de brief van
5 november 2013 echter zijn de overwegingen van de behandelend kamer ter zake van de afwijzing van het verzoek om uitstel van de behandeling ter zitting weergegeven. Gelet daarop ziet de wrakingskamer geen plaats voor het oordeel dat de beslissing tot afwijzing van het verzoek om uitstel van de behandeling ter zitting van 14 november 2013 zodanig onbegrijpelijk is dat daarin een aanwijzing zou kunnen worden gevonden dat sprake is van aantasting van de rechterlijke onpartijdigheid.