ECLI:NL:CBB:2013:24

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 juni 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
AWB 11/234
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van bedrijfstoeslag 2006 door de Staatssecretaris van Economische Zaken

In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om de terugvordering van een bedrijfstoeslag van € 1.136,99 die eerder aan appellante, een maatschap, was uitbetaald. De Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder in deze procedure, had op 8 april 2008 besloten om de bedrijfstoeslag voor 2006 volledig te weigeren. Dit besluit leidde tot een bezwaarprocedure, waarbij het bezwaar van appellante op 10 februari 2011 ongegrond werd verklaard. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld bij het College, dat op 25 april 2012 eerdere uitspraken deed die het beroep ongegrond verklaarden.

De kern van het geschil is of de Staatssecretaris de eerder uitbetaalde bedrijfstoeslag mag terugvorderen. Appellante heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep, omdat er een verzoek om herziening van eerdere uitspraken bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) was ingediend. Het College heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen schending van fundamentele procesnormen was aangetoond.

Het College oordeelt dat de beroepsprocedure tegen het besluit van 19 juni 2009 geen schorsende werking had, waardoor de Staatssecretaris bevoegd was om de terugvordering te vorderen. De overige beroepsgronden van appellante, die betrekking hadden op eerdere besluiten en uitspraken, werden niet in deze procedure behandeld. Uiteindelijk concludeert het College dat het beroep ongegrond is en er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 juni 2013.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 11/234
5101

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2013 in de zaak tussen

maatschap [A] en [B], appellante

(gemachtigde: mr. L.J.L. Heukels),
en

de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. ing. H.D. Strookman).

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder de betaling gevorderd van
€ 1.136,99 in verband met zijn besluit van 8 april 2008 waarbij appellantes bedrijfstoeslag voor 2006 alsnog volledig is geweigerd.
Bij besluit van 10 februari 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2012, waarbij appellante is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Appellante heeft bij verweerder uitbetaling van bedrijfstoeslag voor 2006 aangevraagd. Verweerder heeft hierop aan appellante € 1.136,99 uitbetaald. Verweerder heeft hierna deze bedrijfstoeslag alsnog volledig geweigerd. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld bij het College en dit is in de uitspraak van 25 april 2012, LJN: BW4836, ongegrond verklaard. In de uitspraak van dezelfde datum met LJN: BW4832 heeft het College het beroep van appellante tegen de weigering door het Productschap Vee en Vlees van slachtpremie voor 2006 eveneens ongegrond verklaard.
2.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder de aan appellante uitbetaalde bedrijfstoeslag voor 2006 mag terugvorderen.
3.
Appellante heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep in verband met het verzoek om herziening van de uitspraken van het College van 25 april 2012 en vanwege het indienen van een klacht bij het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM). Een soortgelijk verzoek heeft het College in zijn uitspraak van 31 mei 2013 in de zaak 09/1132 afgewezen. Net als in die uitspraak ziet het College in het enkele feit dat naar aanleiding van de hiervoor genoemde uitspraken van het College van 25 april 2012 een klacht bij het EHRM is ingediend en om herziening van deze uitspraken is verzocht, geen aanleiding het onderzoek te heropenen. Niet is gebleken van schending van fundamentele procesnormen, dan wel van zeer bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
4.
Ten aanzien van het bestreden besluit voert appellante aan dat ten tijde hiervan niet vaststond dat de bedrijfstoeslag diende te worden terugbetaald, aangezien tegen het besluit tot afwijzing van de bedrijfstoeslag 2006 nog een beroepsprocedure aanhangig was. Het stond verweerder daarom niet vrij te beslissen dat appellante de bedrijfstoeslag dient terug te betalen. Het College is van oordeel dat deze grond niet slaagt, nu – zoals verweerder terecht stelt – gelet op artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de beroepsprocedure tegen het besluit van 19 juni 2009 geen schorsende werking had en hierdoor geen beletsel vormde voor verweerder om terugbetaling van de reeds uitbetaalde bedrijfstoeslag voor 2006 te vorderen. Andere beletselen zijn gesteld noch gebleken.
5
De overige beroepsgronden van appellante zijn gericht tegen de besluiten van 8 april 2008 en 19 juni 2009 en de uitspraken van 25 april 2012. Nu deze besluiten en uitspraken in deze procedure niet aan de orde zijn komt het College aan het bespreken van deze gronden niet toe.
6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Voor een proceskostenvergoeding op de voet van artikel 8:75 Awb ziet het College geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam in aanwezigheid van mr. C.M. Leliveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2013.
w.g. R.C. Stam w.g. C.M. Leliveld