ECLI:NL:CBB:2013:292
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Last onder dwangsom wegens niet tijdig aanleveren van gegevens over meststoffen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 19 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant [A] en de staatssecretaris van Economische Zaken. De zaak betreft de invordering van een dwangsom van € 1.000,-- die aan appellant was opgelegd wegens het niet tijdig aanleveren van meststoffen gegevens. Appellant had de gegevens pas op 5 augustus 2012 aangeleverd, terwijl hij verplicht was deze vóór 1 februari 2012 in te dienen. De staatssecretaris had eerder, op 10 april 2012, een last onder dwangsom opgelegd, waarbij de dwangsom was vastgesteld op € 100,-- per werkdag, met een maximum van € 1.000,--. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de invordering van de dwangsom, waarbij hij aanvoerde dat hij lijdt aan zware dyslexie en niet goed met computers overweg kan. Hij stelde dat de hoogte van de dwangsom niet in verhouding staat tot de ernst van de overtreding en vroeg om een verlaging van de dwangsom tot € 100,--.
Het College overwoog dat appellant geen bezwaar had gemaakt tegen de eerdere last onder dwangsom, waardoor deze niet door de rechter kon worden herzien. Het College concludeerde dat appellant de gegevens niet tijdig had aangeleverd en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van invordering af te zien. De argumenten van appellant, waaronder zijn dyslexie en de geringe omvang van zijn bedrijf, werden niet als bijzondere omstandigheden erkend. Het College benadrukte dat appellant herhaaldelijk was gewezen op zijn verplichtingen en dat hij voldoende tijd had gekregen om aan deze verplichtingen te voldoen. De hoogte van de dwangsom was rechtmatig en het College verklaarde het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.