2.In artikel 24, eerste lid, Wva is bepaald dat de S&O-inhoudingsplichtige aan wie een S&O-verklaring is afgegeven, over de periode vermeld in de verklaring een overeenkomstig bij ministeriële regeling van Onze Minister van Economische Zaken vast te stellen regels ingerichte administratie bijhoudt omtrent de aard, de inhoud, de omvang en de voortgang van het werk dat in de verklaring is aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk.
In artikel 24, tweede lid, Wva is bepaald dat de S&O-inhoudingsplichtige aan wie een S&O-verklaring is afgegeven van het aantal uren dat zijn werknemers hebben besteed aan het speur- en ontwikkelingswerk in de periode waarop de verklaring betrekking heeft, mededeling doet aan Onze Minister van Economische Zaken indien:
a. het aantal bestede uren minder is dan 90% van het in de S&O-verklaring opgenomen aantal, of
b. het product van het aantal bestede uren en het gemiddelde uurloon waarvan de S&O-verklaring uitgaat tenminste een bedrag van € 10 000 maal het aantal kalendermaanden waarop de S&O-verklaring betrekking heeft, lager is dan het product bedoeld in artikel 23, derde lid.
In artikel 24, derde lid, Wva is bepaald dat de S&O-inhoudingsplichtige de mededeling, bedoeld in het tweede lid, gezamenlijk doet voor alle op een kalenderjaar betrekking hebbende S&O-verklaringen binnen drie kalendermaanden na afloop van het kalenderjaar waarop de in dat lid bedoelde S&O-verklaringen betrekking hebben of, indien dat later is, binnen drie kalendermaanden na de afgifte van de laatste S&O-verklaring die betrekking heeft op dat kalenderjaar
In artikel 25, derde lid, Wva is bepaald dat Onze Minister van Economische Zaken – indien blijkt dat de in artikel 24, eerste lid, bedoelde administratie niet voldoet aan het bij of krachtens dat artikel bepaalde – aan de S&O-inhoudingsplichtige een correctie-S&O-verklaring kan afgeven tot een omvang waarvan onvoldoende aannemelijk is dat speur- en ontwikkelingswerk zoals opgenomen in de S&O-verklaring, is verricht. In artikel 26, eerste lid, Wva is bepaald dat bij overtreding van het bij of krachtens artikel 24, eerste lid, bepaalde, Onze Minister van Economische Zaken aan de S&O-inhoudingsplichtige een bestuurlijke boete op kan leggen ter hoogte van maximaal € 100 000, of, wanneer dat meer is, 20% van het in de S&O-verklaring als afdrachtvermindering vastgestelde bedrag.
In artikel 28 Wva is bepaald dat de in de artikelen 47 tot en met 51 en 53, eerste en vierde lid, tot en met 56 van Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) jegens de inspecteur opgelegde verplichtingen mede gelden jegens de door Onze Minister van Economische Zaken met betrekking tot de toepassing van in dit hoofdstuk aangewezen ambtenaren en dat de artikelen 68, 69 en 72 van de Awr van overeenkomstige toepassing zijn.
In artikel 2, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling S&O-afdrachtvermindering 2006 (Uitvoeringsregeling) is bepaald dat de S&O-inhoudingsplichtige gedurende de periode waarop de S&O-verklaring betrekking heeft een zodanige administratie voert dat daaruit op eenvoudige en duidelijke wijze zijn af te leiden de aard en inhoud van het verrichte speur- en ontwikkelingswerk, de dagen waarop door een werknemer van de S&O-inhoudingsplichtige speur- en ontwikkelingswerk is verricht, het aantal uur per dag, alsmede de voortgang van het verrichte speur- en ontwikkelingswerk.
Op grond van artikel 2, tweede lid, Uitvoeringsregeling dient de administratie zodanig bij te worden gehouden dat deze binnen twee maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin het speur- en ontwikkelingswerk is verricht, beschikbaar is voor controle.
In artikel 2, vierde lid, Uitvoeringsregeling is bepaald dat indien de S&O-verklaring betrekking heeft op speur- en ontwikkelingswerk dat bestaat uit meerdere projecten, de administratie per project wordt bijgehouden.
In artikel 3 van de Beleidsregels bestuurlijke boeten S&O-afdrachtvermindering van verweerder van 5 oktober 2007 (Beleidsregels) is bepaald dat bij het vaststellen van een bestuurlijke boete op grond van artikel 26, eerste of tweede lid, van de Wva, wordt betrokken in hoeverre de overtreding verwijtbaar of ernstig verwijtbaar is.
Artikel 5 van de Beleidsregels bepaalt dat de bestuurlijke boete wegens overtreding van artikel 24, eerste lid, en van artikel 25, tweede lid, onder a, van de Wva, op nihil wordt vastgesteld indien er sprake is van lichte verwijtbaarheid, en de minister de S&O-inhoudingsplichtige in de periode vijf jaar voorafgaande aan de vaststelling van de bestuurlijke boete niet eerder een bestuurlijke boete heeft opgelegd wegens overtreding van de desbetreffende bepaling.