Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2013 in de zaak tussen
[bedrijfsnaam], appellante
de Minister van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Bij factuur van 30 september 2011 is aan appellante een bedrag van € 4.362,06 in rekening gebracht voor de werkzaamheden. Deze beslissing is gebaseerd op de Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden I, (hierna: de Regeling) zoals die ten tijde hier van belang gold.
De oorzaak van het tegenvallend aantal keuringen is gelegen in de handelwijze van verweerder bij de keuringen. Verweerder heeft in de visie van appellante tijdens de keuring te strenge eisen gesteld. Handelaren werden overvallen door de combinatie van certificering en controle op de belading. De situatie op de markt is in de ochtenduren geëscaleerd waardoor grote handelaren de keuringen daarna niet meer hebben willen laten uitvoeren. Door de geringe hoeveelheid uitgevoerde keuringen heeft appellante slechts € 490,- ontvangen aan keuringsgelden. Het bestreden besluit houdt in dat zij aan NVWA maar liefst
€ 4.362,06 moet betalen voor de keuringswerkzaamheden. Verzocht wordt de beslissing te vernietigen en te bepalen dat NVWA niet meer in rekening kan brengen dan de werkelijk door appellante ontvangen keuringsgelden.
Dat capaciteit teruggetrokken zou worden heeft verweerder niet toegezegd en appellante heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat een dergelijke afspraak gemaakt zou zijn. Krachtens de Regeling worden retributies in rekening gebracht, ook als de keuringen uiteindelijk geen doorgang vinden, of als er minder keuringen dan verwacht worden verricht. Dat er minder keuringen hebben plaatsgevonden is niet toe te rekenen aan de NVWA en behoort dan ook tot het risico van de organisator van een paardenmarkt.
Niet in geschil is dat er aanzienlijk minder keuringen zijn verricht dan op een dergelijke paardenmarkt verwacht zou kunnen worden. Verweerder verwijst evenwel terecht naar de Regeling, die voorziet in een starttarief en een tarief per kwartier dat door de dierenarts of een andere officiële assistent aan de werkzaamheden is besteed. Het tarief is uitdrukkelijk niet gekoppeld aan het aantal verrichte keuringen. Dat het incident met de Belgische handelaar invloed heeft gehad op het verdere verloop van de paardenmarkt en mogelijk reden is geweest voor enkele belangrijke handelaren om van de paardenmarkt te vertrekken, is een omstandigheid die naar het oordeel van het College niet in redelijkheid aan verweerder kan worden toegerekend. Verweerder heeft daarin dan ook geen aanleiding behoeven te zien om – gezien het bepaalde in artikel 52 Regeling – de gefactureerde tijdspanne aan te passen.
Dat met de NVWA een afspraak zou zijn gemaakt over het terugtrekken van capaciteit heeft appellante niet aannemelijk gemaakt. Daarbij betrekt het College ook dat niet is gebleken dat appellante na het hiervoor bedoelde incident met de functionarissen van de NVWA in gesprek is gegaan over deze – gestelde – afspraak. Evenmin is aannemelijk geworden dat appellante op dat moment aan verweerder heeft meegedeeld dat er veel minder keuringen meer verwacht werden vanwege het vertrek van de belangrijkste handelaren.