2.1Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”), luidt voor zover en ten tijde hier van belang:
"Artikel 167
Toekenning van uitvoerrestituties
1. Voor de in artikel 162, lid 1, onder a), vermelde producten die worden uitgevoerd in ongewijzigde staat, worden de uitvoerrestituties uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van het uitvoercertificaat.
2. Het bedrag van de restitutie bij uitvoer van de in lid 1 bedoelde producten is het bedrag dat geldt op de dag van indiening van de certificaataanvraag (...)
(...)
6. De restitutie wordt uitbetaald wanneer is aangetoond dat de producten:
a) uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd;
(...)
Artikel 169
Uitvoerbeperkingen
Op de naleving van de volumeverbintenissen die voortvloeien uit de volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, wordt toegezien op basis van de uitvoercertificaten die worden afgegeven voor de voor de betrokken producten geldende referentieperioden. Wat betreft de inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw, doet het aflopen van een referentieperiode geen afbreuk aan de geldigheidsduur van de uitvoercertificaten.
(...)"
Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie van 7 juli 2009 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (hierna: de Restitutieverordening), luidt voor zover hier van belang:
"Artikel 2
1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(...)
g) „uitvoer”: het vervullen van de douaneformaliteiten bij uitvoer gevolgd door het verlaten van de producten van het douanegebied van de Gemeenschap;
(...)
Artikel 3
Onverminderd (...), ontstaat het recht op restitutie:
— bij het verlaten van het douanegebied van de Gemeenschap, wanneer voor alle derde landen eenzelfde restitutievoet van toepassing is;
(...)
Artikel 4
1. Het recht op restitutie geldt alleen wanneer een uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie wordt overgelegd, (...)
Artikel 5
1. Onder de dag van uitvoer wordt verstaan de dag waarop de douaneautoriteit de aangifte ten uitvoer aanvaardt, waarin is vermeld dat een restitutie zal worden gevraagd.
2. De dag waarop de aangifte ten uitvoer wordt aanvaard, is bepalend voor:
a) de toe te passen restitutievoet, ingeval de restitutie niet vooraf werd vastgesteld;
b) de in voorkomend geval uit te voeren aanpassingen van de restitutievoet, ingeval de restitutie vooraf werd vastgesteld;
c) de vaststelling van hoeveelheid, aard en kenmerken van het uitgevoerde product.
(...)
Artikel 7
1. Onverminderd de artikelen 15 en 27 mag de restitutie slechts worden uitbetaald indien het bewijs is geleverd dat de producten waarvoor de aangifte ten uitvoer is aanvaard, uiterlijk zestig dagen na die aanvaarding in ongewijzigde staat het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten.
(...)
Artikel 46
1. De restitutie wordt slechts op uitdrukkelijk verzoek van de exporteur betaald door de lidstaat op het grondgebied waarvan de aangifte ten uitvoer is aanvaard.
(...)
2. Het dossier voor de betaling van de restitutie of het vrijgeven van de zekerheid moet, behalve in geval van overmacht, worden ingediend binnen twaalf maanden na de dag waarop de aangifte ten uitvoer is aanvaard.
Wanneer het uitvoercertificaat voor de uitvoertransactie die recht geeft op de betaling van de restitutie, door een andere lidstaat dan de lidstaat van uitvoer is afgegeven, moet het dossier voor de betaling van de uitvoerrestitutie een rectoversofotokopie van het naar behoren afgeschreven certificaat bevatten.
(...)
Artikel 48
(...)
11. Indien het in de aangifte ten uitvoer vermelde product niet door het certificaat wordt gedekt, is geen restitutie verschuldigd en is lid 1 niet van toepassing.
(...)"
Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (hierna: de Certificatenverordening), luidt voor zover en ten tijde hier van belang:
"Artikel 7
1. (...)
2. Het uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie verplicht ertoe om op grond van het certificaat de daarin vermelde hoeveelheid van de betrokken producten uit te voeren, zulks — behoudens overmacht — tijdens de geldigheidsduur van het certificaat.
(...)
Indien voor de uitvoer van de producten geen uitvoercertificaat hoeft te worden overgelegd, bepaalt het uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie alleen het recht op de restitutie.
(...)
De in dit lid bedoelde verplichtingen zijn primaire eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85.
Artikel 22
1. Voor de bepaling van de geldigheidsduur van de certificaten wordt ervan uitgegaan dat de certificaten op de dag van indiening van de aanvraag zijn afgegeven, die dag wordt in de geldigheidsduur van het certificaat meegerekend. Het certificaat kan evenwel eerst vanaf de feitelijke afgifte ervan worden gebruikt.
2. Bepaald kan worden dat de geldigheidsduur van het certificaat op de datum van de feitelijke afgifte ingaat; in dat geval wordt de dag van de feitelijke afgifte in de geldigheidsduur van het certificaat meegerekend.
Artikel 23
1. Exemplaar nr. 1 van het certificaat wordt overgelegd aan het douanekantoor waar wordt aanvaard:
(...)
b) wanneer het een uitvoercertificaat of een certificaat met vaststelling vooraf van de restitutie betreft, de aangifte ten uitvoer.
(...)
Artikel 24
1. In afwijking van artikel 23 kan een lidstaat toestaan dat het certificaat:
a) wordt ingediend bij de instantie van afgifte of de met de betaling van de restitutie belaste autoriteit;
(...)
6. Betreft het uitgevoerde producten waarvoor geen uitvoercertificaat hoeft te worden overgelegd maar waarvoor de restitutie is vastgesteld door middel van een uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie, dan kan, indien in het document dat hij
[sic]de uitvoer wordt gebruikt om een restitutie te verkrijgen, bij vergissing geen melding is gemaakt van het feit dat gebruik wordt gemaakt van de bepalingen van dit artikel en/of het nummer van het certificaat niet is vermeld of indien de betrokken informatie onjuist is, de transactie worden geregulariseerd mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a) een uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie voor het betrokken product dat geldig is op de dag van aanvaarding van de aangifte, is in het bezit van de met de uitkering van de restitutie belaste autoriteit;
b) de bevoegde autoriteiten beschikken over voldoende bewijzen om de uitgevoerde hoeveelheid in verband te kunnen brengen met het certificaat dat de uitvoer dekt.
(...)
Artikel 30
Met betrekking tot de geldigheidsduur van de certificaten wordt ervan uitgegaan dat:
(...)
b) de verplichting tot uitvoer is nagekomen en van het recht op uitvoer op grond van het certificaat gebruik is gemaakt, op de dag waarop de in artikel 23, lid 1, onder b), bedoelde aangifte is aanvaard.
Artikel 31
Aan een primaire eis wordt geacht te zijn voldaan indien het bewijs wordt geleverd:
(...)
b) bij uitvoer: dat de in artikel 23, lid 1, onder b), bedoelde aangifte voor het betrokken product is aanvaard; (...)
Artikel 32
1. De in artikel 31 bedoelde bewijzen worden op de volgende wijze geleverd:
(...)
b) in de in artikel 31, onder b), bedoelde gevallen, onverminderd lid 2 van dit artikel: door overlegging van het overeenkomstig artikel 23 of artikel 24 geviseerde exemplaar nr. 1 van het certificaat (...)
Artikel 34
(...)
2. Onverminderd de artikelen 39, 40 en 47 wordt, wanneer de verplichting tot invoer, respectievelijk tot uitvoer, niet is nagekomen, de zekerheid verbeurd voor een hoeveelheid die gelijk is aan het verschil tussen:
a) 95 % van de in het certificaat vermelde hoeveelheid, en
b) de daadwerkelijk ingevoerde, respectievelijk uitgevoerde, hoeveelheid.
(...)
Indien evenwel de in- of uitgevoerde hoeveelheid minder dan 5 % van de in het certificaat vermelde hoeveelheid bedraagt, wordt de zekerheid volledig verbeurd."
Verordening (EG) nr. 382/2008 van de Commissie van 21 april 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees, luidt voor zover en ten tijde hier van belang:
"Artikel 9
Onverminderd artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 moet voor elke uitvoer van producten in de sector rundvlees waarvoor een
uitvoerrestitutie wordt gevraagd, een uitvoercertificaat worden overgelegd met vaststelling vooraf van de restitutie, overeenkomstig de artikelen
10 tot en met 16 van de onderhavige verordening.
Artikel 10
1. Voor de uitvoer van producten waarvoor een restitutie wordt aangevraagd en waarvoor een uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie moet worden overgelegd, wordt de geldigheidsduur van de certificaten met vaststelling vooraf van de restitutie, te rekenen vanaf de datum waarop het certificaat is afgegeven als bedoeld in artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1291/2000, vastgesteld op
a) de lopende maand en de vijf daaropvolgende maanden voor producten van GN-code 0102 10 (...)
Artikel 12
1. De aanvragen van de in artikel 10, leden 1, 2 en 3, bedoelde uitvoercertificaten met vaststelling vooraf van de restitutie kunnen bij de bevoegde autoriteiten worden ingediend van maandag tot en met vrijdag van elke week.
De uitvoercertificaten worden afgegeven op de woensdag die volgt op de week waarin de aanvraag is ingediend, tenzij de Commissie in die
periode een van de in lid 2 of lid 3 van dit artikel bedoelde bijzondere maatregelen heeft genomen.
(...)"