Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2013 in de zaak tussen
[A] B.V., te Utrecht, appellante
de Kamer van Koophandel Midden-Nederland, verweerster
Procesverloop
Overwegingen
6 juni 2012 (LJN BW7934) overwogen dat ingevolge artikel 7:3, aanhef en onder b, Awb van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Blijkens de geschiedenis van haar totstandkoming vormt de hoorplicht een essentieel onderdeel van de bezwaarschriftprocedure. Van een kennelijk ongegrond bezwaar is sprake indien uit het bezwaarschrift zelf reeds aanstonds blijkt dat het bezwaar ongegrond is en er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie. Van een kennelijk ongegrond bezwaar is in het algemeen ook sprake wanneer het om een gebonden besluit gaat en er geen verschil van mening bestaat over het in het primaire besluit aangenomen feitencomplex. Deze situaties doen zich in deze niet voor. Het College overweegt daartoe dat uit hetgeen appellante tegen het primaire besluit heeft aangevoerd - waarbij verweerster kennelijk geen rekening heeft gehouden met het feit dat appellante stelt sinds 1 januari 2010 alleen stamrechtactiviteiten te verrichten - en tegen de achtergrond van de reeds in 2010 op dezelfde grond gevoerde bezwaarschriftprocedure, niet aanstonds blijkt dat sprake is van een ongegrond bezwaar en dat er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit:
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerster op het betaalde griffierecht van € 302,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerster in de proceskosten tot een bedrag van € 954,- te betalen aan appellante.