ECLI:NL:CBB:2013:BZ3236

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 13/3 AWB 13/31
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.A. van der Ham
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tarieven en prestatiebeschrijvingen voor tandheelkundige zorg in het kader van de Wet marktordening gezondheidszorg

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedaan op 20 februari 2013, staat de tariefbeschikking van de Nederlandse Zorgautoriteit centraal. Deze tariefbeschikking, vastgesteld op 21 november 2012, betreft de prestatiebeschrijvingen en bijbehorende maximumtarieven voor zorgaanbieders die tandheelkundige zorg leveren, met ingang van 1 januari 2013. Verzoeker, een zorgaanbieder uit Amstelveen, heeft bezwaar gemaakt tegen deze tariefbeschikking en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening gelijkgesteld met het beroep dat verzoeker heeft ingesteld tegen de beslissing van de Zorgautoriteit, die het bezwaar ongegrond verklaarde.

Tijdens de zitting op 6 februari 2013 heeft de voorzieningenrechter de partijen gehoord. Verzoeker betoogde dat de Zorgautoriteit opzettelijk de nieuwe tariefbeschikking vlak voor de ingangsdatum heeft genomen om oppositie te bemoeilijken. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat er geen rechtsregel is die deze handelwijze verbiedt. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de nieuwe prestatiebeschrijving voor gebitsreiniging, die is ingevoerd met een minutentarief, niet onredelijk is. Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de redelijkheid van deze wijziging in twijfel trekken.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de Zorgautoriteit de nieuwe prestatiebeschrijving heeft ingevoerd om transparantie voor consumenten te bevorderen en dat er draagvlak voor deze wijziging bestaat binnen de betrokken brancheorganisaties. De voorzieningenrechter heeft het beroep van verzoeker ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummers: AWB 13/3 en 13/31
13950 Wet marktordening gezondheidszorg
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 februari 2013 in de zaak tussen
A, te Amstelveen, verzoeker,
en
de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster,
(gemachtigde: mr. A. Zelle).
Procesverloop
Bij tariefbeschikking van 21 november 2012 heeft verweerster de met ingang van 1 januari 2013 geldende prestatiebeschrijvingen en bijbehorende maximumtarieven vastgesteld voor zorgaanbieders die tandheelkundige zorg leveren.
Tegen deze tariefbeschikking heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 15 januari 2013 heeft verweerster het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoeker beroep ingesteld.
Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het verzoek om voorlopige voorziening gelijkgesteld met een verzoek dat is gedaan hangende het beroep bij het College.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2013. Appellant is in persoon verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door B.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter ziet op grond van het bepaalde in artikel 8:86, eerste lid, Awb aanleiding onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Ter zitting hebben partijen hiervoor toestemming gegeven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan nader onderzoek na de zitting redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
2. Het geschil gaat over de, bij het bestreden besluit gehandhaafde, tariefbeschikking van 21 november 2012 waarbij prestatiebeschrijvingen en bijbehorende maximumtarieven zijn vastgesteld voor zorgaanbieders die tandheelkundige zorg leveren. Verweerster heeft deze tariefbeschikking genomen naar aanleiding van de beëindiging van het experiment met vrije tarieven in de mondzorg per 1 januari 2013.
De in het verzoek om voorlopige voorziening genoemde tariefbeschikking van 11 december 2011 waarbij prestatiebeschrijvingen en bijbehorende maximumtarieven zijn vastgesteld voor zorgaanbieders die orthodontische zorg leveren, valt buiten het kader van het onderhavige geschil. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker tegen die tariefbeschikking geen bezwaar heeft gemaakt, daargelaten de ontvankelijkheid van een dergelijk bezwaar. Ook de in het verzoek om voorlopige voorziening genoemde tariefbeschikking gebaseerd op een nog uit te voeren kostprijsberekening valt buiten het kader van het onderhavige geschil. Het betreft hier namelijk een mogelijke tariefbeschikking voor het jaar 2014 waarover nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden.
3. Verzoeker voert aan dat verweerster met opzet pas vlak voor de ingangsdatum van 1 januari 2013 een nieuwe tariefbeschikking heeft genomen. Volgens verzoeker beoogt verweerster daarmee de oppositie tegen deze nieuwe tariefbeschikking te laten mislukken.
De voorzieningenrechter zal in de optiek van verzoeker namelijk niet snel een tariefbeschikking schorsen die al in werking is getreden.
4. De voorzieningenrechter stelt met verzoeker vast dat de tariefbeschikking van 21 november 2012 kort voor de inwerkingtreding daarvan op 1 januari 2013 is genomen. Daargelaten de vraag of verweerster op een eerder moment een nieuwe tariefbeschikking kon nemen naar aanleiding van de beëindiging van het experiment met vrije tarieven in de mondzorg, overweegt de voorzieningenrechter dat er geen rechtsregel is die zich tegen deze handelwijze van verweerster verzet. Wellicht ten overvloede wijst de voorzieningenrechter er in dit verband op dat bij een eventuele gegrondverklaring van een beroep tegen een (in bezwaar gehandhaafde) tariefbeschikking de mogelijkheid bestaat de financiële gevolgen daarvan door middel van een tijdelijke opslag op het tarief te verwerken.
5. Verzoeker kan zich niet verenigen met het nieuw geïntroduceerde minutentarief voor gebitsreiniging. Hij stelt dat het ruim 40 jaar goed is gegaan met het onderscheid tussen tandsteenverwijdering gering, gemiddeld en uitgebreid. Volgens verzoeker miskent verweerster dat de ene zorgaanbieder sneller of beter kan werken dan de andere.
6. Op 5 juli 2012 heeft de Tweede Kamer een motie (Kamerstukken II 2011/12, 32 620, nr. 68) aangenomen die strekte tot beëindiging van het experiment met vrije tarieven in de mondzorg per 1 januari 2013. Ter uitvoering van deze motie heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verweerster op 12 juli 2012 een aanwijzing gegeven (Stcrt. 2012, nr. 14943). Omdat voor de herinvoering van gereguleerde tarieven in de mondzorg een beperkte voorbereidingstijd resteerde, heeft verweerster verschillende onderwerpen op een ‘doorontwikkelagenda’ geplaatst. Voor de nieuwe prestatiebeschrijvingen heeft verweerster gebruik gemaakt van de productstructuur 2011 waarop, mede op verzoek van verschillende partijen in de mondzorg, een beperkt aantal wijzigingen is doorgevoerd, waarbij ruimte is gelaten een aantal elementen uit het jaar 2012 een plaats te geven in de regulering voor 2013.
Een van de wijzigingen betreft de onder code M03 opgenomen prestatiebeschrijving voor gebitsreiniging. Uit bijlage 1 bij de tariefbeschikking van 21 november 2012 blijkt dat deze prestatiebeschrijving het verwijderen van plaque, tandsteen en/of polijsten van tanden, kiezen, implantaten of prothese omvat. De prestatie wordt uitsluitend naar evenredigheid van de werkelijke behandeltijd in tijdseenheden van 5 minuten gedeclareerd. Verweerster heeft zich in een memo van 30 augustus 2012 op het standpunt gesteld dat een tijdseenheid per 5 minuten bij gebitsreiniging duidelijk en controleerbaar is voor de patiënt en recht doet aan de daadwerkelijke tijd dat zorg wordt verleend. Uit de stukken, met name een verslag van een op 6 september 2012 gehouden Technisch Overleg, blijkt dat Zorgverzekeraars Nederland, de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten, de Nederlandse Vereniging van Instellingen voor Jeugdtandverzorging, de Samenwerkende Regionale Instellingen voor Jeugdtandverzorging, de Organisatie van Nederlandse Tandprothetici, de Associatie Nederlandse Tandartsen en Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde hebben ingestemd met de onder code M03 opgenomen, gewijzigde prestatiebeschrijving.
Gezien het vorenstaande constateert de voorzieningenrechter dat de nieuwe prestatiebeschrijving voor gebitsreiniging is ingegeven door de wens deze voor consumenten transparant(er) te maken en dat hiervoor een zeker draagvlak bestaat bij verschillende brancheorganisaties. Door verzoeker zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding zouden kunnen vormen voor het oordeel dat verweerster niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot voormelde prestatiebeschrijving. Tegen deze achtergrond geeft hetgeen verzoeker heeft aangevoerd geen aanknoping die prestatiebeschrijving onrechtmatig te achten.
7. Verzoeker stelt ten slotte dat de veranderingen in de product- en tariefstructuur schade veroorzaken. Hij heeft bijvoorbeeld de voorgedrukte rekeningen voor zijn handmatige administratie wederom moeten vervangen.
8. Verzoeker moet worden toegegeven dat zorgaanbieders worden geconfronteerd met administratieve lasten vanwege de opeenvolgende veranderingen in de product- en tariefstructuur gedurende de laatste jaren. Dat die lasten dusdanig zijn dat deze buiten het normaal ondernemers risico van zorgaanbieders vallen, heeft verzoeker evenwel niet aannemelijk gemaakt. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat verzoeker zelf heeft gekozen voor een handmatige administratie met voorgedrukte rekeningen.
9. Gezien het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening te worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. van der Ham, in aanwezigheid van mr. B.S. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2013.
w.g. M.A. van der Ham w.g. B.S. Jansen