ECLI:NL:CBB:2013:BZ8270

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 11/638
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen tuchtmaatregel opgelegd aan accountant wegens niet voldoen aan permanente educatie verplichtingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van A, een accountant, tegen een uitspraak van de accountantskamer die op 17 juni 2011 een klacht gegrond verklaarde en hem een berisping en een geldboete van € 6.000 oplegde. De klacht was ingediend door de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) en betrof het niet behalen van de vereiste permanente educatie (PE) punten in de periode van 2007 tot en met 2009. A heeft bij brief van 28 juli 2011 hoger beroep ingesteld, waarna het College van Beroep voor het bedrijfsleven de zaak in behandeling nam. Tijdens de zitting op 18 september 2012 verscheen A persoonlijk, terwijl klager werd vertegenwoordigd door mr. A. Sukkel.

De accountantskamer had vastgesteld dat A niet voldeed aan de registratieverplichting voor de PE-punten en niet had gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA. In zijn hoger beroepschrift stelde A dat hij wel degelijk PE-punten had behaald, maar deze niet had geregistreerd. Hij vond de opgelegde boete onterecht en niet in verhouding tot zijn inkomen. Het College heeft de door A overgelegde gegevens in hoger beroep beoordeeld en kwam tot de conclusie dat hij in de betreffende periode aan zijn PE-verplichtingen had voldaan. Hierdoor kon de uitspraak van de accountantskamer niet in stand blijven.

Het College verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de bestreden uitspraak. Wel werd klachtonderdeel a, dat betrekking had op de registratieverplichting, gegrond verklaard. Het College legde A de maatregel van waarschuwing op, waarbij het belang van juiste informatieverschaffing door registeraccountants werd benadrukt. De beslissing is gebaseerd op de Wet tuchtrechtspraak accountants en de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 11/638 18 maart 2013
20150 Wet tuchtrechtspraak accountants
Uitspraak op het hoger beroep van:
A, te B, appellant van een uitspraak van de accountantskamer van 17 juni 2011, met nummer 11/291 Wtra AK.
1. Het procesverloop in hoger beroep
Appellant heeft bij brief van 28 juli 2011, bij het College binnengekomen op 2 augustus 2011, hoger beroep ingesteld tegen bovenvermelde uitspraak van de accountantskamer, gegeven op een klacht, op 4 februari 2011 door de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA, hierna ook: klager), ingediend tegen appellant.
De accountantskamer heeft bij brief van 30 augustus 2011 de stukken doen toekomen aan de griffier van het College.
Bij brief van 14 september 2011 heeft klager een reactie op het hoger beroepschrift ingediend.
Bij brief van 6 september 2012 heeft appellant een nadere reactie ingediend.
Op 18 september 2012 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Appellant is in persoon verschenen. Namens klager is verschenen mr. A. Sukkel.
2. De uitspraak van de accountantskamer
Bij de bestreden uitspraak heeft de accountantskamer de klacht gegrond verklaard en appellant de maatregel van berisping opgelegd en een geldboete ten bedrage van € 6.000,-.
Ter zake van de formulering van de klacht door de accountantskamer, de beoordeling van deze klacht en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden uitspraak van de accountantskamer, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht en als hier ingelast wordt beschouwd.
3. De beoordeling van het hoger beroep
3.1 Ingevolge de Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE) dienen de (actieve) leden van het NIVRA per drie aaneengesloten kalenderjaren minimaal
120 permanente educatie (PE)-punten én per kalenderjaar minimaal 20 PE-punten te behalen.
3.2 De klacht die is ingediend tegen appellant, zoals deze is weergegeven door de accountantskamer en door appellant niet wordt bestreden, houdt in dat appellant:
a. géén, althans minder dan 120 PE-punten heeft behaald in de driejaarscyclus 2007-2009 en, voor zover alsnog mocht blijken dat hij wel PE-punten heeft behaald ten aanzien van de kalenderjaren 2007, 2008 en 2009 en de driejaarscyclus 2007-2009, hij niet heeft voldaan aan zijn registratieverplichting;
b. in het geheel niet heeft gereageerd op herhaalde aanmaningen van het NIVRA inzake de op de betrokkene rustende PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2007-2009.
Appellant heeft niet gereageerd op de tegen hem ingediende klacht en is niet verschenen op de zitting bij de accountantskamer.
3.3 In het hoger beroepschrift stelt appellant dat hij vanaf 2007 ruimschoots PE-punten heeft behaald maar heeft nagelaten deze te registreren. Hij erkent eveneens dat hij heeft nagelaten te reageren op verzoeken en aanmaningen van NIVRA. Appellant acht dit onprofessioneel en onfatsoenlijk.
Appellant vindt dat de omvang van de boete in geen enkele verhouding staat tot de gepleegde feiten en ook niet in verhouding staat tot zijn inkomen. Hij voert verder nog persoonlijke omstandigheden aan die volgens hem voor een (klein) deel debet zijn aan zijn handelswijze.
Als bijlage bij de brief van 6 september 2012 heeft appellant aanvullende informatie overgelegd inzake de door hem in de periode van 2007 tot en met 2009 gevolgde opleidingen en verrichte activiteiten.
3.4 In de reactie op het hoger beroepschrift heeft klager aangevoerd dat het op de weg ligt van appellant om zijn stelling dat hij wel voldoende PE-punten heeft behaald nader te onderbouwen en te specificeren. Indien appellant alsnog een specificatie overlegt van de door hem verrichte activiteiten wil klager daar graag op reageren.
Naar aanleiding van de brief van appellant van 6 september 2012 heeft klager ter zitting verklaard dat de opleidingen en activiteiten die appellant in deze brief noemt, ruim voldoende zijn om te voldoen aan de voor hem in de periode van 2007 tot en met 2009 geldende PE-verplichtingen.
3.5 Het College is, gelet op de door appellant in hoger beroep alsnog overgelegde gegevens en in aanmerking genomen het standpunt van de voorzitter van het NIVRA daaromtrent, van oordeel dat appellant in de periode van 2007 tot en met 2009 aan zijn PE-verplichtingen heeft voldaan. De uitspraak van de accountantskamer kan om die reden niet in stand blijven.
3.6 Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de accountantskamer dient te worden vernietigd. Het College zal met toepassing van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants, in samenhang met artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, de zaak zelf afdoen.
3.7 In aanmerking nemende dat het NIVRA belang heeft bij een juiste informatieverschaffing door de registeraccountants omtrent de behaalde PE-punten is het College van oordeel dat klachtonderdeel a, voor zover dit betrekking heeft op het niet voldoen aan de registratieverplichting, en klachtonderdeel b, gegrond dienen te worden verklaard.
Het College acht het opleggen van de maatregel van waarschuwing in dit geval passend en geboden.
3.8 Na te melden beslissing op het hoger beroep berust op artikel 43, eerste lid, Wet tuchtrechtspraak accountants, en artikel 40 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
4. De beslissing
Het College
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden tuchtuitspraak;
- verklaart klachtonderdeel a, voor zover dit betrekking heeft op het niet behalen van het vereiste aantal PE-punten,
ongegrond;
- verklaart de klacht voor het overige gegrond;
- legt appellant de maatregel op van waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir, mr. M.M. Smorenburg en mr. P.M. van der Zanden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2013.
w.g. H.A.B. van Dorst-Tatomir w.g. M.A. Voskamp