ECLI:NL:CBB:2013:CA0922
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- E.R. Eggeraat
- R.F.B. van Zutphen
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroepen in bestuursrechtelijke geschillen tussen AFM en Richland Real Estate B.V.
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op de hoger beroepen van de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) en Richland Real Estate B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 29 april 2010 een uitspraak gedaan in een geschil tussen AFM en Richland, waarbij Richland in het gelijk was gesteld. AFM en Richland hebben beide hoger beroep ingesteld, maar het College heeft ambtshalve de ontvankelijkheid van deze hoger beroepen beoordeeld.
Tijdens de procedure is gebleken dat Richland op 22 november 2011 is opgehouden te bestaan. Dit heeft geleid tot de vraag of er nog procesbelang was voor AFM en Richland om hun hoger beroepen voort te zetten. Het College overweegt dat, hoewel AFM betoogde dat zij belang had bij een beoordeling van haar hoger beroep, de rechtbank reeds had geoordeeld dat de aanwijzing die AFM aan Richland had gegeven deels onrechtmatig was. Echter, de gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak door de rechtbank heeft niet tot gevolg dat AFM onrechtmatig heeft gehandeld jegens andere partijen.
Richland stelde ook dat zij nog belang had bij een beoordeling van haar hoger beroep vanwege een geschil over een boete die AFM haar had opgelegd. Het College heeft echter vastgesteld dat dit geschil reeds was beëindigd door een eerdere uitspraak. Gezien deze omstandigheden heeft het College geconcludeerd dat zowel AFM als Richland geen belang meer hebben bij een beoordeling van hun hoger beroepen, en heeft het deze dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.