ECLI:NL:CBB:2013:CA1176
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- C.J. Waterbolk
- M.J. van Veen
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van de bedrijfstoeslag voor het jaar 2010 op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de bedrijfstoeslag voor het jaar 2010, vastgesteld op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Appellante, een maatschap, had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de bedrijfstoeslag door de staatssecretaris van Economische Zaken, die op 1 juli 2011 een primair besluit had genomen. Dit besluit werd gedeeltelijk gegrond verklaard in een bestreden besluit van 20 februari 2012, maar de hoogte van de toeslag bleef ongewijzigd. Appellante stelde beroep in, maar het College verklaarde dit beroep op 5 april 2013 niet-ontvankelijk. Na verzet van appellante werd het onderzoek voortgezet.
De kern van het geschil betrof de vastgestelde oppervlakte van de percelen waarvoor appellante toeslagrechten had aangevraagd. Appellante betwistte de door verweerder vastgestelde oppervlakte en vroeg zich af of er niet fysiek gecontroleerd had moeten worden. Het College oordeelde dat voor de ontvankelijkheid van het beroep vereist is dat er een wijziging van het rechtsgevolg van het bestreden besluit nagestreefd moet worden. Verweerder stelde dat de uitkomst van het geschil over de oppervlakte niet van belang was voor de hoogte van de bedrijfstoeslag, waardoor appellante geen procesbelang had.
Het College concludeerde dat de voortzetting van het onderzoek niet nodig was en verklaarde het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 708,-, en moest verweerder het door appellante betaalde griffierecht van € 310,- vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 mei 2013.