4. De standpunten van partijen in hoger beroep
4.1 Standpunt staatssecretaris.
De staatssecretaris heeft de uitspraak van de rechtbank bestreden met de beroepsgrond dat de rechtbank de bestuurlijke boete wegens overschrijding van de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen ten onrechte heeft vastgesteld aan de hand van de verhoogde gebruiksnorm van 250 kilogram stikstof per hectare per jaar.
De staatssecretaris heeft in dit verband aangevoerd dat onduidelijk is op grond waarvan de rechtbank tot het oordeel is gekomen dat niet is gebleken dat A niet heeft voldaan aan de derogatievoorwaarden. Voorts heeft de staatssecretaris aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat uit de regelgeving onvoldoende blijkt dat als gevolg van overschrijding van de gebruiksnorm de verhoogde norm van 250 kilogram stikstof per hectare per jaar vervalt.
De staatssecretaris is van mening dat uit de regelgeving blijkt dat het voldoen aan alle gebruiksnormen een voorwaarde is om aanspraak te kunnen maken op de verhoogde gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen. Nu A niet aan deze voorwaarde heeft voldaan, geldt voor het gebruik van dierlijke meststoffen de reguliere norm van 170 kilogram stikstof per jaar.
De staatssecretaris heeft in dit verband gewezen op:
? de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Uitvoeringsregeling) en de toelichting hierbij. Volgens de staatssecretaris vloeit uit de artikelen 24, eerste lid, en 25, tweede lid van de Uitvoeringsregeling voort dat een voorwaarde om gebruik te kunnen maken van de verhoogde gebruiksnorm is dat de landbouwer zich aan alle gebruiksnormen houdt.
In artikel 24, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling is immers neergelegd dat de verhoogde gebruiksnorm geldt “indien wordt voldaan aan elk van de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 25 tot en met 27” terwijl in artikel 25, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling is bepaald dat de landbouwer bij de aanmelding van het bedrijf voor derogatie een verklaring bijvoegt waarin hij zich verplicht tot het naleven van artikel 10 in samenhang met de artikelen 7 en 8 van de Meststoffenwet.
? de beschikking van de Europese Commissie van 8 december 2005 tot verlening van de door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (hierna: derogatiebeschikking). In deze beschikking is in artikel 5, eerste lid, als voorwaarde voor derogatie onder meer vermeld dat aan de verhoogde gebruiksnorm moet worden voldaan.
? de memorie van toelichting bij de wijziging van de Meststoffenwet (invoering gebruiksnormen) (Tweede Kamer, 2004-2005, 29930, § 3.2.2).
De staatssecretaris heeft voorts aangevoerd dat bedrijven die zijn aangemeld voor derogatie er steeds duidelijk op zijn gewezen is dat zij moeten voldoen aan de gestelde voorwaarden, daarbij inbegrepen alle gebruiksnormen.
De staatssecretaris is op basis van het voorgaande van mening dat voor de landbouwers voldoende kenbaar, voorzienbaar en duidelijk was aan welke voorwaarden zij dienden te voldoen voor toepassing van derogatie. Bij overtreding van één van de voorwaarden mag de landbouwer de derogatienorm niet toepassen en valt hij van rechtswege terug op de reguliere gebruiksnorm van 170 kilogram stikstof per jaar.
Ter zitting heeft de staatssecretaris hieraan toegevoegd dat, hoewel artikel 25 van de Uitvoeringsregeling aan duidelijkheid kon winnen – om die reden is dit artikel onlangs gewijzigd – dit niet betekent dat het voorschrift voorheen niet duidelijk genoeg was.
Het gaat in dezen bovendien om een professionele landbouwer, van wie mag worden verlangd dat hij zich goed laat informeren over de voorwaarden voor derogatie en de consequenties van het niet voldoen aan die voorwaarden.
Uitgaande van de reguliere gebruiksnorm van 170 kilogram stikstof per hectare per jaar dient de bestuurlijke boete voor de overschrijding van de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen op een bedrag van € 17.542,-- te worden vastgesteld, aldus de staatssecretaris.
4.2 Standpunt A
In reactie op de vorenstaande grieven van de staatssecretaris heeft A, kort weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
Het vervallen van de verhoogde gebruiksnorm is niet terecht. De regeling was niet duidelijk. Als de regeling wél duidelijk was, zou wijziging van artikel 25 van de Uitvoeringsregeling immers niet nodig zijn geweest. De overtreding is ontstaan doordat er één koe teveel werd gehouden. Daardoor is de verhoogde gebruiksnorm in geringe mate (met 164 kilogram stikstof) overschreden. Gezien de geringe mate van overschrijding was de door de rechtbank vernietigde boete van
€ 17.542,-- onevenredig hoog, mede gezien de verhouding van deze boete tot de totale omzet van het bedrijf. De overwegingen en de beslissing van de rechtbank zijn juist.