Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2014 in de zaken tussen
[bedrijf 1], te Den Haag, en [bedrijf 2], te [vestigingsplaats],
(gemachtigde: mr. R.M. Köhne, advocaat te Voorburg),
het bestuur van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Bij brief van 8 januari 2013 heeft verweerder appellanten bericht dat, ook als een e-mailbericht als een bezwaarschrift in de zin van artikel 6:4 Awb moet worden opgevat, de e-mailberichten pas ruim na de termijn voor het indienen van bezwaar – die eindigde op 20 juni 2012 – zijn ontvangen en de bezwaren daarmee in beginsel niet-ontvankelijk zijn.
In reactie op het verzoek van verweerder om hem te informeren over de reden van de te late indiening van de bezwaarschriften, hebben appellanten verweerder bij brief van 21 januari 2013 medegedeeld dat uit de factuur niet blijkt dat deze het karakter heeft van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb en dat door het ontbreken van een (juiste) rechtsmiddelverwijzing de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift niet kenbaar was. Appellanten hebben voorts aangevoerd dat degene die voor het kantoor betrokken was bij het uitgevoerde kwaliteitsonderzoek en belast was met de beoordeling en afhandeling van de hiervoor door het NIVRA uitgereikte facturen, geruime tijd sterk beperkt is geweest in zijn werkzaamheden vanwege een medische complicatie met zijn kniegewricht, waarvoor hij een ingrijpende operatie moest ondergaan en een omvangrijk revalidatieproces moest doorlopen. Vanwege deze omstandigheid heeft hij niet de nodige tijd en aandacht kunnen besteden aan de uitgereikte facturen.
Het College stelt vast dat onder de bestreden besluiten is vermeld dat tegen de beslissing bezwaar kan worden gemaakt bij het bestuur van het NIVRA, dat deze termijn zes weken bedraagt en dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die van verzending van het besluit. Verweerder heeft zich in de bestreden besluiten terecht op het standpunt gesteld dat de vermelding van de bezwaarmogelijkheid voldoet aan de eisen gesteld in artikel 3:45 Awb.
Het College is voorts met verweerder van oordeel dat hetgeen appellanten hebben aangevoerd omtrent de medische situatie van de bij het kwaliteitsonderzoek en de afhandeling van de facturen betrokken accountant niet kan leiden tot het oordeel dat appellanten redelijkerwijs niet in verzuim zijn geweest. Voor zover de betrokken accountant als gevolg van de medische complicaties aan zijn knie niet in staat kon worden geacht zelf tijdig kennis te nemen van de facturen en daartegen namens appellanten bezwaar te (doen) maken, mocht van hem worden verlangd dat hij iemand anders had gevraagd dit te doen.
De beroepen zijn ongegrond.
Beslissing
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2014.