ECLI:NL:CBB:2014:112

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 maart 2014
Publicatiedatum
8 april 2014
Zaaknummer
AWB 13/174 AWB 13/175
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.R. Eggeraat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van accountantspraktijk en ontvankelijkheid van bezwaar tegen facturen

In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om de ontvankelijkheid van bezwaren van appellanten tegen facturen die zijn opgelegd door de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants. De facturen, gedateerd op 9 mei 2012, betroffen kosten voor de toetsing van de accountantspraktijk van appellanten. De organisatie, destijds het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA), verklaarde de bezwaren van appellanten niet-ontvankelijk op basis van termijnoverschrijding. Appellanten stelden dat de facturen niet als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) konden worden aangemerkt, omdat deze niet duidelijk als zodanig waren gecommuniceerd.

De appellanten, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, voerden aan dat de termijn voor het indienen van bezwaar niet kenbaar was door het ontbreken van een juiste rechtsmiddelverwijzing op de facturen. Daarnaast werd aangevoerd dat de accountant die verantwoordelijk was voor de afhandeling van de facturen door medische omstandigheden niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Het College overwoog dat de facturen wel degelijk als besluiten moesten worden beschouwd en dat de vermelding van de bezwaarmogelijkheid voldeed aan de wettelijke eisen.

Het College concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, aangezien van de betrokken accountant verwacht mocht worden dat hij tijdig iemand anders had ingeschakeld om bezwaar te maken. De beroepen van appellanten werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 maart 2014 door mr. E.R. Eggeraat, met mr. M.A. Voskamp als griffier.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 13/174 en 13/175
25300

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2014 in de zaken tussen

[bedrijf 1], te Den Haag, en [bedrijf 2], te [vestigingsplaats],

appellanten,
(gemachtigde: mr. R.M. Köhne, advocaat te Voorburg),
en

het bestuur van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M. Manshande-Nonhof).

Procesverloop

Bij facturen van 9 mei 2012 (de primaire besluiten) heeft verweerder - destijds nog de rechtsvoorganger het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) - aan appellanten een bedrag van respectievelijk € 14.442,00 en € 12.506,50 in rekening gebracht voor toetsing van hun accountantspraktijk.
Bij besluiten van 7 februari 2013 (de bestreden besluiten) heeft verweerder het bezwaar van appellanten tegen deze besluiten met toepassing van artikel 7:3, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard.
Appellanten hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2014. Appellanten zijn verschenen bij gemachtigde. Voorts is voor appellanten verschenen [naam 1] RA. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. A. Sukkel.

Overwegingen

1. In artikel 6:4, eerste lid, Awb is bepaald dat het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Gelet op
artikel 6:8, eerste lid, in verbinding met artikel 6:7 Awb, moet een bezwaarschrift worden
ingediend binnen zes weken na de dag waarop een besluit op de voorgeschreven manier is
bekendgemaakt. Op grond van artikel 6:9, eerste lid, Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn van zes weken is ontvangen.
2.
Namens appellanten heeft [naam 2] FB op 28 december 2012 per e-mailbericht, gericht aan [naam 3] van het NIVRA, bezwaar gemaakt tegen de facturen van 9 mei 2012.
Bij brief van 8 januari 2013 heeft verweerder appellanten bericht dat, ook als een e-mailbericht als een bezwaarschrift in de zin van artikel 6:4 Awb moet worden opgevat, de e-mailberichten pas ruim na de termijn voor het indienen van bezwaar – die eindigde op 20 juni 2012 – zijn ontvangen en de bezwaren daarmee in beginsel niet-ontvankelijk zijn.
In reactie op het verzoek van verweerder om hem te informeren over de reden van de te late indiening van de bezwaarschriften, hebben appellanten verweerder bij brief van 21 januari 2013 medegedeeld dat uit de factuur niet blijkt dat deze het karakter heeft van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb en dat door het ontbreken van een (juiste) rechtsmiddelverwijzing de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift niet kenbaar was. Appellanten hebben voorts aangevoerd dat degene die voor het kantoor betrokken was bij het uitgevoerde kwaliteitsonderzoek en belast was met de beoordeling en afhandeling van de hiervoor door het NIVRA uitgereikte facturen, geruime tijd sterk beperkt is geweest in zijn werkzaamheden vanwege een medische complicatie met zijn kniegewricht, waarvoor hij een ingrijpende operatie moest ondergaan en een omvangrijk revalidatieproces moest doorlopen. Vanwege deze omstandigheid heeft hij niet de nodige tijd en aandacht kunnen besteden aan de uitgereikte facturen.
3.
Het College overweegt dat volgens vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraken van 21 september 2006, ECLI:NL:CBB:2006:AY8684, en 6 november 2008, ECLI:NL:CBB:2008:BG4020) de factuur voor de toetsing van de accountantspraktijk wordt aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.
Het College stelt vast dat onder de bestreden besluiten is vermeld dat tegen de beslissing bezwaar kan worden gemaakt bij het bestuur van het NIVRA, dat deze termijn zes weken bedraagt en dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die van verzending van het besluit. Verweerder heeft zich in de bestreden besluiten terecht op het standpunt gesteld dat de vermelding van de bezwaarmogelijkheid voldoet aan de eisen gesteld in artikel 3:45 Awb.
Het College is voorts met verweerder van oordeel dat hetgeen appellanten hebben aangevoerd omtrent de medische situatie van de bij het kwaliteitsonderzoek en de afhandeling van de facturen betrokken accountant niet kan leiden tot het oordeel dat appellanten redelijkerwijs niet in verzuim zijn geweest. Voor zover de betrokken accountant als gevolg van de medische complicaties aan zijn knie niet in staat kon worden geacht zelf tijdig kennis te nemen van de facturen en daartegen namens appellanten bezwaar te (doen) maken, mocht van hem worden verlangd dat hij iemand anders had gevraagd dit te doen.
4.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich naar het oordeel van het College terecht op het standpunt gesteld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De bezwaren zijn dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De beroepen zijn ongegrond.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Eggeraat, in aanwezigheid van mr. M.A. Voskamp, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2014.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. M.A. Voskamp