ECLI:NL:CBB:2014:152
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.R. Winter
- H. Bolt
- B. Hessel
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de weigering tot herziening van een correctie S&O-verklaring op basis van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
In deze zaak heeft Muco Technologies B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken, waarbij de minister weigerde de correctie S&O-verklaring te herzien. De correctie S&O-verklaring was eerder afgegeven op 5 juni 2009, waarbij een boete van € 3.800,- was opgelegd wegens het toepassen van een te hoge afdrachtvermindering op basis van de gerealiseerde S&O-uren. De appellante stelde dat er een fout was gemaakt in de vaststelling van het aantal S&O-uren, en dat zij meer uren had gerealiseerd dan de 268 uren die door de minister waren vastgesteld. De minister had het verzoek van appellante om de correctie S&O-verklaring te herzien afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die de eerdere beslissing konden beïnvloeden.
Tijdens de zitting op 27 februari 2014 heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat de fout in de urenadministratie tijdens een controle in 2008 was gemaakt. De minister had echter geen aanleiding gezien om terug te komen op het eerder genomen besluit, omdat appellante geen bezwaar had gemaakt tegen de correctie S&O-verklaring van 5 juni 2009. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft overwogen dat het bestuursorgaan in beginsel niet verplicht is om terug te komen op een onherroepelijk besluit, tenzij er sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Het College concludeerde dat appellante geen nieuwe feiten had aangedragen die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien.
De uitspraak van het College was dat het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. Het College oordeelde dat de minister niet gehouden was om terug te komen op de correctie S&O-verklaring, en dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 april 2014.