Bij besluiten van 19 oktober 2011 (bestreden besluit I), 19 oktober 2011 (bestreden besluit II) en 3 januari 2012 (bestreden besluit III), waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft de staatssecretaris, samengevat en voor zover van belang het volgende overwogen en beslist.
Ingevolge het bepaalde in artikel 9 van de Regeling Dierenvervoer, in samenhang gelezen met het bepaalde in de Transportverordening, is het verboden een dier te vervoeren dat daartoe niet geschikt is.
Op 21 oktober 2010 heeft een als toezichthouder werkzame dierenarts geconstateerd dat appellante een varken heeft vervoerd dat daartoe niet geschikt was omdat het dier zich niet op eigen kracht pijnloos kon voortbewegen.
Op 16 december 2010 heeft een als toezichthouder werkzame dierenarts geconstateerd dat appellante twee varkens heeft vervoerd die daartoe niet geschikt waren omdat de dieren zich niet zelfstandig konden voortbewegen.
Op 7 februari 2011 heeft een als toezichthouder werkzame dierenarts geconstateerd dat appellante een varken heeft vervoerd dat daartoe niet geschikt was omdat het dier ziek was en zich niet op eigen kracht pijnloos kon voortbewegen.
Op 22 februari 2011 heeft een als toezichthouder werkzame dierenarts geconstateerd dat appellante twee varkens heeft vervoerd die daartoe niet geschikt waren omdat de dieren zich niet op eigen kracht pijnloos konden voortbewegen.
Op 29 maart 2011 heeft een als toezichthouder werkzame dierenarts geconstateerd dat appellante een varken heeft vervoerd dat daartoe niet geschikt was omdat het dier zich niet op eigen kracht pijnloos kon voortbewegen.
Verweerder overweegt in het bestreden besluit I dat de diergeneeskundige verklaring en het ondersteunend fotomateriaal voldoende zijn om de overtreding aan te nemen. Er is geen sprake van een dubbele bestraffing omdat een gedraging in 2009 waarvoor een handhavingstraject is ingezet een andere gedraging betrof dan de gedraging die nu beboet wordt. De termijnoverschrijding tussen het opmaken van het boeterapport en het opleggen van de boete is geen reden om de boete te matigen, mede omdat er al een voornemen tot oplegging van de boete bekend was gemaakt. De hoogte van de boete is afgestemd op de ernst van de overtreding en derhalve niet onredelijk hoog.
Verweerder overweegt in het bestreden besluit II dat in beginsel wordt uitgegaan van de juistheid van een op ambtseed opgemaakt boeterapport. De enkele ontkenning van een chauffeur van appellante is onvoldoende om een diergeneeskundige verklaring te ontkrachten. Het recht van appellante op een adequate verdediging is niet geschonden omdat appellante door het voornemen op de hoogte is gebracht van de op te leggen boete. Appellante kon een zienswijze indienen. Bovendien is de chauffeur van appellante direct op de hoogte gesteld van de overtreding. De overtreding heeft plaatsgevonden binnen de normale bedrijfsvoering van appellante en kan daarom aan appellante worden toegerekend. De termijnoverschrijding tussen het opmaken van het boeterapport en het opleggen van de boete is geen rede om de boete te matigen, mede omdat er al een voornemen tot oplegging van de boete bekend was gemaakt. De hoogte van de boete is afgestemd op de ernst van de overtreding en derhalve niet onredelijk hoog. Voorts is de boete niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel: de gekozen systematiek van een boete per transport en niet per dier leidt tot minder oponthoud bij het transport en is dus minder belastend voor de dieren.
Verweerder overweegt in bestreden besluit III dat het recht op een adequate verdediging, zoals dit voortvloeit uit artikel 6 EVRM, niet inhoudt dat de overtreder op het moment van de overtreding het recht heeft een verklaring af te leggen. Appellante is door het voornemen op de hoogte gebracht van de op te leggen boete en kon een zienswijze indienen. De overtreding heeft plaatsgevonden binnen de normale bedrijfsvoering van appellante en kan daarom aan appellante worden toegerekend. Dat appellante de veehouders heeft aangesproken op hun tekortkomingen maakt dit niet anders. De termijnoverschrijding tussen het opmaken van het boeterapport en het opleggen van de boete is geen rede om de boete te matigen, mede omdat er al een voornemen bekend was gemaakt. De hoogte van de boete is afgestemd op de ernst van de overtreding en derhalve niet onredelijk hoog.
Gelet op het voorgaande kunnen aan appellante ingevolge artikel 120b, eerste lid, van de Gwwd boetes worden opgelegd. In de Regeling bestuurlijke boetes GWWD (Regeling GWWD) is de hoogte van de bestuurlijke boetes vastgesteld. Het vervoeren van een dier dat niet geschikt is om te worden vervoerd wordt in de Regeling GWWD aangemerkt als een overtreding. De hoogte van de boete bedraagt € 1.500,-. Voor iedere bovengenoemde overtreding wordt een boete van € 1.500,- opgelegd.