Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 17 januari 2014 in de zaak tussen
[naam], te [woonplaats], appellant
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
€ 129.742,81 (€ 59.785,13 voor de eerste groep paarden en € 69.957,68 voor de tweede groep) en bestaan uit transport-, opvang-, dierenarts-, paspoort- en taxatiekosten minus de verkoopopbrengst (ad € 9.407,50).
€ 129.742,81) in redelijkheid niet bij hem in rekening konden worden gebracht. Daarbij heeft het College het volgende in aanmerking genomen.
30 oktober 2012 – daarop de opvangkosten tot en met november 2012 in rekening gebracht. Voorts kost het enige tijd grote groepen paarden te verkopen tegen een redelijke prijs. Mede gelet hierop ziet het College niet in dat in dit geval zou moeten worden gezegd dat de paarden onredelijk lang in de opvang hebben verbleven. Dat lange verblijf is immers voor een belangrijk deel door de (proces)opstelling van appellant veroorzaakt. Appellant heeft lange tijd geen afstand van de paarden willen doen. Hij wilde deze terug hebben, getuige ook het eerder genoemde verzoek om een voorlopige voorziening . Daarbij is voor het College van belang dat het appellant duidelijk kon zijn welke (financiële) consequenties een dergelijk verzoek zou kunnen hebben, aangezien zowel bij het op schrift gestelde spoedbestuursdwangbesluit als bij de last onder bestuursdwang een bijlage gevoegd is met een overzicht van de kosten waarmee rekening moest worden gehouden.