ECLI:NL:CBB:2014:295

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
6 augustus 2014
Zaaknummer
AWB 12/1052
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak en einduitspraak inzake GLB-inkomenssteun en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellanten, een vennootschap onder firma, en de staatssecretaris van Economische Zaken. De appellanten hebben beroep ingesteld tegen een besluit van 2 oktober 2012, dat hen niet in overeenstemming met de wet werd geacht. In een eerdere tussenuitspraak van 8 mei 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:188) heeft het College de staatssecretaris opgedragen om het besluit binnen zes weken te herzien. De staatssecretaris heeft echter verzocht om verlenging van de hersteltermijn, wat door het College is afgewezen. Het College heeft vervolgens besloten dat een nader onderzoek ter zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten.

Het College heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan de opdracht uit de tussenuitspraak, wat betekent dat het bestreden besluit niet is hersteld en derhalve onrechtmatig is. Het beroep van de appellanten is gegrond verklaard, en het College heeft het bestreden besluit vernietigd. De staatssecretaris is opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen uit de tussenuitspraak.

Daarnaast heeft het College bepaald dat de staatssecretaris de proceskosten van de appellanten, die zijn vastgesteld op € 974,-, dient te vergoeden, evenals het door hen betaalde griffierecht van € 310,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 juli 2014, en de beslissing is genomen door de meervoudige kamer van het College, bestaande uit de rechters S.C. Stuldreher, R.F.B. van Zutphen en H.S.J. Albers, in aanwezigheid van griffier E. van Kerkhoven.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 12/1052
5101

Uitspraak van de meervoudige kamer van 23 juli 2014 in de zaak tussen

vennootschap onder firma [naam 1]en
[naam 2], te [plaats], appellanten
(gemachtigde: mr. F.H. Damen)
en

de staatssecretaris van Economische Zaken,

(gemachtigde: mr. J.E.W. Tieleman).

Procesverloop

Appellanten hebben beroep ingesteld tegen een besluit van 2 oktober 2012 (het bestreden besluit).
Bij tussenuitspraak van 8 mei 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:188) heeft het College verweerder opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak het besluit van 2 oktober 2012 met inachtneming van de uitspraak in overeenstemming te brengen met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dan wel een ander besluit daarvoor in de plaats te nemen.
Verweerder heeft verzocht om verlenging van de hersteltermijn.
Bij brief van 3 juli 2014 heeft het College dit verzoek afgewezen.
Vervolgens heeft het College met toepassing van artikel 8:51c, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 8:57, tweede en derde lid, Awb bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft, en is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Het College verwijst voor de voorgeschiedenis naar de tussenuitspraak.
2. Verweerder heeft niet voldaan aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht. Dat betekent dat het bestreden besluit niet is hersteld. Uit de tussenuitspraak volgt reeds dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is derhalve gegrond en het College zal het bestreden besluit vernietigen. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen. Gelet op de reeds verstreken tijd ziet het College aanleiding hiervoor een termijn te stellen van vier weken.
3.
Omdat het College het beroep gegrond verklaart, bepaalt het College dat verweerder aan appellanten het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
4.
Het College ziet aanleiding om verweerder op grond van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte kosten. Op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten voor verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 974,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, tegen een waarde van € 487,- per punt en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de tussenuitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van
  • bepaalt dat verweerder het door appellanten betaalde griffierecht ad € 310,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C. Stuldreher, mr. R.F.B. van Zutphen en
mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. E. van Kerkhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2014.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. E. van Kerkhoven