Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2014 in de zaak tussen
[naam], wonende te [plaats], appellant
de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
26 en 28 oktober 2009 heeft opgemeten. Hij vindt dat een betrouwbare meting en hij heeft bij zijn opgave voor 2010 die maten aangehouden. Daarom mag verweerder geen korting opleggen. Appellant is het evenmin eens met het feit dat de perceelsoppervlakte jaarlijks wijzigt.
1. De administratieve controles en de controles ter plaatse waarin deze verordening voorziet, worden zo uitgevoerd dat een doeltreffende verificatie wordt gegarandeerd van de naleving van de voorwaarden voor de steunverlening en van de eisen en normen die relevant zijn in het kader van de randvoorwaarden.
1. De in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde administratieve controles maken de opsporing van onregelmatigheden, in het bijzonder de automatische opsporing daarvan met behulp van computermiddelen, mogelijk en omvatten kruiscontroles:
(…)
c) door de in de verzamelaanvraag aangegeven percelen landbouwgrond te vergelijken met de in het systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond opgenomen referentiepercelen om na te gaan of de oppervlakten als zodanig voor steun in aanmerking komen
(…)
2. Uit de kruiscontroles voortvloeiende indicaties omtrent onregelmatigheden geven aanleiding geven tot een vervolgactie in de vorm van enige andere passende administratieve procedure en, zo nodig, een controle ter plaatse.”
(…)
2. Uit de kruiscontroles voortvloeiende indicaties omtrent onregelmatigheden geven aanleiding tot een vervolgactie in de vorm van enige andere passende administratieve procedure en, zo nodig, een controle ter plaatse.”
Het betoog van appellant komt erop neer dat hem geen schuld treft aan de onjuiste opgave aangezien hij bij die opgave de resultaten van een actuele meting van de AID heeft gebruikt.
Ingevolge artikel 73 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 blijft de korting achterwege als appellant feitelijk juiste gegevens heeft verstrekt of indien hij anderszins bewijst dat hem geen schuld treft. Waar de opgave van appellant van perceeloppervlakten te hoog was, heeft hij feitelijk onjuiste gegevens verstrekt, zodat die uitzondering zich niet voordoet. Appellant heeft echter het bewijs bijgebracht dat hem geen schuld treft aan die onjuiste opgave in zoverre hij daarbij de gegevens van verweerder heeft gevolgd. Mede gelet op de omvang van de geconstateerde verschillen – niet weersproken is dat dit verschil voor ieder perceel van circa 250 meter lang 2 meter aan elke kant is – kon appellant redelijkerwijs niet weten dat de meting van de AID onjuist was. Dat volgens verweerder de AID perceelsoppervlakten niet vaststelt maar controleert kan naar het oordeel van het College een landbouwer niet worden tegengeworpen: van een landbouwer kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat deze op de hoogte is van dit verschil. Het betoog van appellant slaagt derhalve.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- stelt de geconstateerde oppervlakte voor de bedrijfstoeslag 2010 vast op 19.95 ha;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen waarbij hij uitgaat van een geconstateerde oppervlakte van 19.95 ha en waarbij aan appellant geen extra korting wordt opgelegd;
- bepaalt dat verweerder appellant het door hem betaalde griffierecht van € 152,- vergoedt.