ECLI:NL:CBB:2014:85
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.F.B. van Zutphen
- Rechtspraak.nl
Vervallen toeslagrechten GLB-inkomenssteun wegens niet-benutten
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de staatssecretaris van Economische Zaken. De appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris, waarin werd medegedeeld dat zijn onbenutte toeslagrechten waren komen te vervallen. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 4 september 2008, waarbij gewone toeslagrechten aan de appellant waren toegekend na een melding van een bedrijfsoverdracht. De appellant stelde dat er sprake was van een bedrijfssplitsing en verzocht om de melding opnieuw te verwerken, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het College oordeelde dat de staatssecretaris terecht het bezwaarschrift van de appellant ongegrond had verklaard. De appellant had geen bezwaar ingediend tegen het besluit van 4 september 2008, waardoor dit besluit in rechte vaststond. Het College benadrukte dat het stelsel van de Awb niet toestaat dat buiten de bezwaartermijn een verzoek om terug te komen van een definitief geworden besluit in behandeling wordt genomen. Bovendien was er geen sprake van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die een herzieningsverzoek rechtvaardigden.
De appellant voerde aan dat de staatssecretaris zijn zorgplicht had geschonden door ten onrechte van een bedrijfsoverdracht uit te gaan. Het College verwierp deze stelling, aangezien het de verantwoordelijkheid van de appellant was om een juiste opgave te doen. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat de appellant zijn stelling niet had onderbouwd. Uiteindelijk concludeerde het College dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.