ECLI:NL:CBB:2015:209

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
29 mei 2015
Publicatiedatum
17 juli 2015
Zaaknummer
AWB 12/1107
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.R. Winter
  • J.W.E. Pinckaers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken bezwaar tegen primair besluit in gewasbeschermingsmiddelenzaak

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 mei 2015 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door een appellante tegen een besluit van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. De appellante had beroep ingesteld tegen een bestreden besluit dat het bezwaar van een derde, [naam 2], tegen een eerder primair besluit ongegrond had verklaard. Het primaire besluit betrof de toelating van het middel Altura 619, dat koper(l)oxide bevat, voor gebruik als aangroeiwerende verf op zeegaande schepen. De appellante stelde dat zij als enige in Nederland het exclusieve recht had om dit middel te verkopen en distribueren, en dat de gebruiksvoorschriften haar in de weg stonden om dit recht uit te oefenen.

Echter, het College oordeelde dat de appellante niet-ontvankelijk was in haar beroep omdat zij geen bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit. Dit is in strijd met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat een belanghebbende geen beroep kan instellen als hem redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. De appellante had weliswaar een verzoek ingediend om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen, maar dit kon niet afdoen aan het feit dat zij niet tijdig bezwaar had gemaakt.

Het College concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep van de appellante niet-ontvankelijk. Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaar in bestuursrechtelijke procedures, en de gevolgen die dit kan hebben voor de ontvankelijkheid van een beroep.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 12/1107
32200

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 mei 2015 in de zaak tussen

[naam 1] te [plaats 1], appellante

(gemachtigde: mr. H.D. Postma),
en
het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, verweerder
(gemachtigde: mr. D.S.P. Roelands-Fransen).

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2011, met toelatingsnummer 13535N (primair besluit), heeft verweerder aan [naam 2] te [plaats 2] ([naam 2]), een toelating op basis van de werkzame stof koper(l)oxide voor het middel Altura 619 verleend. In dit verband heeft verweerder onder andere voorgeschreven dat (-) toegestaan is uitsluitend het gebruik als aangroeiwerende verf op zeegaande schepen die worden gebruikt voor beroep of bedrijf alsmede oorlogsschepen, marine-hulpschepen of andere schepen die in gebruik zijn voor de militaire taak, (-) het middel uitsluitend is bestemd voor professioneel gebruik. De toelating geldt tot 1 december 2021.
Bij besluit van 26 oktober 2012 (bestreden besluit) heeft verweerder het door [naam 2] tegen voormeld besluit gemaakte bezwaar, met aanpassing van de motivering van dat besluit, ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit met een brief van 7 december 2012 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 16 mei 2013 een verweerschrift ingediend.
Nadat partijen daarvoor toestemming hebben gegeven heeft het College met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Appellante heeft in beroep onder andere aangevoerd dat zij tegen het bestreden besluit beroep heeft ingesteld omdat zij alleen en als enige in Nederland gerechtigd is tot verkoop en distributie van het middel Altura 619 aan winkels, groothandels en andere professionele partijen. Zij heeft hiervoor het exclusief recht verkregen van [naam 2]. Het directe gevolg van de in dat besluit vermelde gebruiksvoorschriften is dat zij het middel niet meer op de Nederlandse markt mag houden en brengen.
2. Verweerder heeft, voor zover thans van belang, in het verweerschrift vermeld dat appellante niet-ontvankelijk is in haar beroep omdat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit.
3. Het College overweegt als volgt.
3.1.
Ingevolge artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
3.2.
Appellante heeft met een brief van 26 mei 2014 het College bericht dat zij kennis heeft genomen van het verweer en dat zij het College verzoekt om zonder een mondelinge behandeling uitspraak te doen over de ontvankelijkheid van het beroepschrift. Verweerder heeft met een brief van 2 juni 2014 het College bericht met dit verzoek in te stemmen.
3.3.
Het College stelt op grond van de beschikbare gegevens vast dat appellante geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit dat met het bestreden besluit door verweerder is gehandhaafd. Niet is gesteld of gebleken dat dit appellante niet redelijkerwijs kan worden verweten. Gelet hierop en op het bepaalde in artikel 6:13 van de Awb staat voor appellante geen beroep open tegen het bestreden besluit.
3.4.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.R. Winter, voorzitter, in aanwezigheid van
mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2015.
w.g. R.R. Winter w.g. J.W.E. Pinckaers