ECLI:NL:CBB:2015:384
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet-ontvankelijkheid van bezwaarschriften inzake legesbesluiten onder de Meststoffenwet
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 10 november 2015, met zaaknummers AWB 13/895 en AWB 14/382, staat de niet-ontvankelijkheid van bezwaarschriften van appellant centraal. Appellant had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Dienst Regelingen van de staatssecretaris van Economische Zaken, die hem leges terugbetaalde voor het derogatiejaar 2012 en 2013 in het kader van de Meststoffenwet. De Dienst Regelingen had vastgesteld dat appellant in een lagere tariefgroep was gekomen door een kleinere geregistreerde oppervlakte landbouwgrond dan opgegeven. De staatssecretaris verklaarde de bezwaarschriften van appellant niet-ontvankelijk, wat appellant aanvocht in beroep.
Tijdens de zitting op 9 september 2015 was appellant niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. Het College oordeelde dat appellant geen procesbelang had bij zijn bezwaren, omdat de besluiten van de Dienst Regelingen niet gericht waren op de definitieve vaststelling van de oppervlakte landbouwgrond. Appellant had aangevoerd dat hij grote financiële belangen had bij de beoordeling van zijn bezwaren, maar het College oordeelde dat deze belangen niet voldoende waren om procesbelang aan te nemen. De stelling dat de oppervlakte landbouwgrond nooit definitief kan worden vastgesteld, werd door het College verworpen, omdat de wetgeving voorziet in een aparte procedure voor eventuele sancties.
Het College concludeerde dat de staatssecretaris terecht de bezwaarschriften niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde de beroepen ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken op 10 november 2015.