ECLI:NL:CBB:2015:416
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.E. Doolaard
- F.E. Mulder
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van appellanten in handhavingsverzoek tegen zorgaanbieder
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om de ontvankelijkheid van appellanten in een handhavingsverzoek tegen een zorgaanbieder. Appellanten, bestaande uit de erfgenamen van [naam 3], hebben verzocht om handhavend op te treden tegen de zorgaanbieder wegens onterechte bijbetalingen voor zorg die onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) zou vallen. Het College heeft vastgesteld dat [naam 3] van april 2010 tot april 2013 in een zorginstelling verbleef en dat hij op 3 april 2013 een handhavingsverzoek indiende. Na het overlijden van [naam 3] op 20 februari 2014 hebben appellanten het bezwaar willen handhaven, maar verweerster, de Nederlandse Zorgautoriteit, heeft het verzoek afgewezen.
Het College heeft in zijn overwegingen de ontvankelijkheid van appellanten beoordeeld. Het College concludeert dat appellanten geen rechtstreeks en individueel belang hebben bij de beoordeling van het bestreden besluit, omdat de handhaving niet meer relevant is na het overlijden van [naam 3]. De gemachtigde van [naam 3] had op het moment van het indienen van het handhavingsverzoek een belang, maar dit belang is niet overgedragen aan de erfgenamen. Het College verwijst naar eerdere jurisprudentie en concludeert dat appellanten niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Uiteindelijk heeft het College het beroep van appellanten niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 11 december 2015 door mr. W.E. Doolaard, met mr. F.E. Mulder als griffier. De zaak benadrukt de noodzaak van een objectief bepaalbaar belang voor ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedures.