In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 december 2015 uitspraak gedaan in het beroep van Pro Juventus Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie tegen de Nederlandse Zorgautoriteit. Appellante heeft beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de verweerster van 12 februari 2015, waarin de verweerster haar verzoek om een verplichting op te leggen aan Achmea Zorgverzekeringen N.V. om een overeenkomst te sluiten, heeft afgewezen. Appellante betoogde dat Achmea over aanmerkelijke marktmacht beschikt en deze machtspositie misbruikt door excessieve kortingen te bedingen, wat zou leiden tot schade voor appellante. De verweerster stelde echter dat appellante geen procesbelang meer had, omdat AMM-verplichtingen alleen naar de toekomst kunnen werken en niet op het verleden van toepassing zijn. Het College oordeelde dat de stelling van appellante dat zij nog belang had bij een uitspraak, niet kon slagen, omdat haar verzoek zich uitsluitend richtte op de jeugd-GGZ en niet op de zorg voor volwassenen. Het College concludeerde dat voortzetting van het onderzoek niet nodig was en verklaarde het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het College van oordeel was dat het beroep geen kans van slagen had. De beslissing is openbaar uitgesproken en er zijn geen proceskosten vergoed.