Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2015 in de zaak tussen
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Ter zitting heeft appellante nader uiteengezet dat het niet de bedoeling was om de aanvraag voor de bedrijfstoeslag voor 2012 te wijzigen maar dat zij meent in aanmerking te komen voor de schadeloosstelling waartoe verweerder in situaties als de onderhavige is overgegaan en dat verweerder daarover ten onrechte bij het bestreden besluit geen beslissing heeft genomen. Appellante stelt dat in ieder geval sprake is van procesbelang nu zij een beroep heeft gedaan op deze schadeloosstelling en verweerder uit had moeten gaan van de perceeloppervlakte zoals deze door verweerder is vastgesteld in de beschikking op bezwaar over de bedrijfstoeslag voor 2010.
Onder deze omstandigheden heeft verweerder naar het oordeel van het College bij het bestreden besluit terecht geconcludeerd dat de door appellante in bezwaar beoogde wijziging van de goedgekeurde oppervlakte van individuele percelen niet kan leiden tot een wijziging van de totale geconstateerde oppervlakte en dus evenmin tot een andere hoogte van de bedrijfstoeslag. In het bezwaar van appellante ter zake van de perceelsoppervlakte is dan ook geen reden gelegen om aan te nemen dat appellante belang had bij een heroverweging van het primaire besluit door verweerder.
Het College constateert evenwel dat – nog los van de vraag of deze toezegging wel ziet op de Gecombineerde Opgave 2012 – uit het bezwaarschrift van appellante niet valt op te maken dat zij dit punt reeds daar heeft gemaakt en heeft aangegeven dat zij meent recht te hebben op schadeloosstelling. Dat zij dit in bezwaar heeft kunnen aanvoeren ligt ook niet voor de hand nu de volgens appellante in dit verband van belang zijnde beschikking op bezwaar over de bedrijfstoeslag voor 2010, eerst is genomen op 27 februari 2013 en dus op een tijdstip gelegen na het indienen van het bezwaarschrift door appellante tegen het primaire besluit en eveneens na het nemen van het bestreden besluit in deze zaak. In het aspect van de schadeloosstelling ligt derhalve evenmin grond voor het oordeel dat verweerder bij het bestreden besluit had moeten aannemen dat appellante belang had bij een beoordeling van het primaire besluit in bezwaar.