Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2015 in de zaak tussen
[naam 1], te [plaats], appellant
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De inspecteurs hebben bij deze controles geconstateerd dat op percelen van appellant dierlijke meststoffen lagen die niet waren ondergewerkt.
Blijkens het proces-verbaal heeft appellant verklaard dat niet hijzelf maar een loonwerker in opdracht van zijn buurman, de heer [naam 2] (hierna: [naam 2]) stro met daarin een beetje paardenmest op zijn percelen heeft verspreid. Appellant verklaarde er niet bij stil te staan dat bij dergelijke kleine hoeveelheden mest ook onder gewerkt moest worden.
In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft hierbij aangegeven dat appellant toestemming heeft gegeven en op de hoogte was dat er mest tussen zou (kunnen) zitten. Hij heeft niet met [naam 2] over de wijze van uitrijden gesproken en er niet op gewezen dat er ondergewerkt moest worden. Appellant heeft er niet op toegezien dat en hoe werd uitgereden. Onder die omstandigheden heeft hij welbewust het risico genomen dat overtredingen plaats konden vinden. Zo al geen sprake zou zijn van opzet van appellant dan heeft hij in ieder geval voorwaardelijk opzet hiertoe gehad.