Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2015 in de zaak tussen
[naam 1], te [plaats], appellant
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De opsporingsambtenaren hebben geen tractor met giertank waargenomen. Wel hebben zij een spoor waargenomen op een modderig pas van de weilanden richting runderveestal, waar een tractor en giertank zich hadden voortbewogen.
Appellant is door de opsporingsambtenaren aangesproken en heeft aangegeven niets te willen verklaren.
Blijkbaar wil appellant met het overleggen van de factuur van de loonwerker uit april 2009 betogen dat er op 6 februari 2009 geen mest is uitgereden omdat daartoe geen noodzaak bestond, aangezien de mestkelder van appellant niet vol was. Het feit dat, zoals uit de overgelegde factuur kan worden afgeleid, in april 2009 door een loonbedrijf mest is uitgereden voor het bedrijf van appellant betekent niet dat er op 6 februari 2009 geen mest op het betreffende perceel is uitgereden. Of daartoe in februari 2009 noodzaak bestond in verband met een volle mestkelder is niet relevant.