Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 januari 2015 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] en [naam 2],te [plaats], appellante
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
(C-485/12). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op het arrest te reageren. Het College heeft daarna - nadat hiervoor toestemming van partijen was verkregen - het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Appellante heeft met de Gecombineerde Opgave 2010 uitbetaling van haar toeslagrechten aangevraagd. Appellante heeft hiervoor percelen opgegeven met een totale oppervlakte van 128.50 ha. Appellante beschikte in 2010 over 128,31 toeslagrechten.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de door appellante opgegeven percelen opnieuw beoordeeld en een grotere oppervlakte goedgekeurd, namelijk 124.51 ha. Als gevolg daarvan is een (kleinere) oppervlakte van 3.80 ha afgekeurd en werd het kortingsbedrag gereduceerd tot € 4.281,93. Dit heeft geleid tot een netto bedrijfstoeslag van € 40.800,63.
Bij besluit van 26 juli 2012 heeft verweerder het bestreden besluit herzien. Verweerder heeft de gegevens van de in opdracht van appellante uitgevoerde GPS-meting gebruikt om nogmaals naar de grenzen van de referentiepercelen te kijken. Dit heeft geresulteerd in een verdere aanpassing van de oppervlakte van een aantal percelen ten gunste van appellante. Als gevolg daarvan is het bedrag van de korting verlaagd en is de netto bedrijfstoeslag vastgesteld op een bedrag van € 41.173,85. Verder heeft verweerder de kosten van de in opdracht van appellante uitgevoerde GPS-meting vergoed tot een bedrag van € 750,-.
De door appellante aangehaalde meetresultaten van een in haar opdracht uitgevoerde GPS-meting worden niet zonder meer worden overgenomen. Wel worden deze meetresultaten bij de heroverweging betrokken. Verweerder legt daartoe de grenzen van de referentiepercelen en de lijnen van de GPS-meting over elkaar en vergelijkt deze. Waar verweerder ruimte ziet om de referentiepercelen aan te passen wordt dat gedaan. Bij de beoordeling of er ruimte is voor aanpassing wordt gebruik gemaakt van de meest recente luchtfoto, dat wil zeggen de luchtfoto van het desbetreffende premiejaar. De oppervlakte van de gewaspercelen wordt vervolgens door het systeem opnieuw bepaald, nadat de gewaspercelen opnieuw zijn gecontroleerd met behulp van de aangepaste referentiepercelen. Verweerder heeft de digitale meetgegevens van alle percelen op deze wijze opnieuw beoordeeld en is van mening dat de oppervlaktes die uiteindelijk zijn vastgesteld, juist zijn.
Appellante heeft geen concrete argumenten aangedragen die erop duiden dat het vaststellen van de referentiepercelen op basis van de luchtfoto's tot onjuiste of onbetrouwbare resultaten heeft geleid, en dat een controle ter plaatse het geëigende middel is om tot een juiste oppervlaktevaststelling te komen. Het College ziet daarom niet in dat verweerder een controle ter plaatse had moeten verrichten. De GPS-meting van 2011 kan daaraan niet afdoen, nu appellante niet heeft geconcretiseerd dat deze oppervlaktevaststelling – mede gelet op de daarbij gehanteerde meettolerantie – nauwkeuriger is dan de vaststelling op basis van de luchtfoto's. Bovendien heeft verweerder met betrekking tot de nog in geding zijnde percelen een toereikende verklaring gegeven waarom het resultaat van de GPS-meting niet (zonder meer) is overgenomen. Voor de percelen 3, 20 en 35 geldt dat het duidelijk op de luchtfoto van 2010 zichtbare kavelpad niet subsidiabel is, terwijl dit wel was opgegeven. Wat de percelen 19, 20, 35, 53, 75 en 76 betreft is de tijdelijke bouwweg op de luchtfoto van 2010 nog duidelijk zichtbaar, zodat het standpunt van verweerder dat deze bouwweg geen subsidiabele landbouwgrond is, niet voor onjuist kan worden gehouden. Wel heeft verweerder de begrenzing van de percelen langs de bouwweg opnieuw kritisch beoordeeld, en tevens heeft verweerder bij het herziene besluit de smalle strook grond tussen de bouwweg en de naastgelegen sloot (perceel 82) vergroot van 0.07 ha tot 0.32 ha.
In hetgeen appellante heeft aangevoerd ziet het College geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de uiteindelijk (bij het herziene besluit van 26 juli 2012) door verweerder vastgestelde oppervlaktes.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het besluit van 31 januari 2012 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 26 juli 2012 gegrond;
- vernietigt het besluit van 26 juli 2012, uitsluitend voor zover daarbij is beslist dat geen vergoeding wordt toegekend voor de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarprocedure;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de kosten van de bezwaar- en de beroepsprocedure tot een bedrag van € 1.461,- te betalen aan appellante.