In deze zaak hebben de appellanten, Enkhuizer Koekfabriek B.V., WK Koek Bakkerij B.V. en Peijnenburg’s Koekfabrieken B.V., aanvragen ingediend voor een S&O-verklaring voor de periode januari tot en met juni 2015. De aanvragen zijn door verweerder, de minister van Economische Zaken, afgewezen omdat deze te laat waren ingediend. Volgens de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva) moeten aanvragen ten minste één kalendermaand voor de betreffende periode worden ingediend. De appellanten stelden dat zij op 28 november 2014 hun aanvragen digitaal hadden ingediend, maar dat deze in het systeem als conceptaanvraag waren opgeslagen en niet waren verzonden. Na ontdekking van deze situatie hebben zij op 1 juni 2015 opnieuw aanvragen ingediend.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de vraag beoordeeld of de besluiten van verweerder om de aanvragen af te wijzen in rechte stand kunnen houden. Het College concludeert dat de aanvragen op 28 november 2014 niet zijn ontvangen door verweerder, en dat appellanten niet het vertrouwen hebben mogen koesteren dat de aanvragen waren ingediend. De appellanten hadden moeten verifiëren of hun aanvragen daadwerkelijk waren ontvangen, wat zij niet hebben gedaan. Het College oordeelt dat het risico van de niet-ontvangst van de aanvragen voor rekening van de appellanten komt.
De beroepen van de appellanten zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2016.