3.2Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 (Uitvoeringsregeling) zijn - voor zover relevant - als energie-investeringen als bedoeld in artikel 3.42, tweede lid, van de Wet IB aangewezen, investeringen in bedrijfsmiddelen of onderdelen daarvan, opgenomen in bijlage 1 van deze regeling.
In Bijlage I van de Uitvoeringsregeling worden onder artikel 1, aanhef en onder B, punt 1.2, onder J, sub 1, als energie-investeringen als bedoeld in artikel 3.42, tweede lid, Wet IB aangemerkt een energiezuinige koel- en/of vriesinstallatie voor het koelen en/of vriezen van ruimten of processen tot maximaal + 16 °C, en bestaande uit:
• ten minste één frequentiegeregelde compressor;
• een luchtgekoelde, watergekoelde of verdampingscondensor, ontworpen op maximaal 10 K temperatuurverschil tussen condensatietemperatuur en omgevingstemperatuur, met een specifiek opgenomen vermogen van de condensor van maximaal 14 W per kW condensorvermogen;
• een weersafhankelijke regeling van de condensatiedruk tot + 13 °C buitenluchttemperatuur;
• een elektronische expansieregeling (bij een direct expansiesysteem);
• verdamper.
Hierbij geldt ingevolge sub 2 van voornoemd artikel dat:
• koelmeubels en koeltunnels niet voor Energie-investeringsaftrek in aanmerking komen;
• voor een systeem waarbij het koudemiddel niet condenseert onder ontwerpcondities de gaskoeler ontworpen dient te zijn op een temperatuurverschil tussen gaskoeleruittredetemperatuur en buitenluchttemperatuur van maximaal 3 K;
• het specifiek opgenomen vermogen van de condensor de som is van het totaal opgenomen vermogen van de ventilatoren en/of pompen, gedeeld door het condensorvermogen bij een temperatuurverschil van 15 K tussen condensatietemperatuur en omgevingstemperatuur;
• de omgevingstemperatuur bij de luchtgekoelde condensor de drogeboltemperatuur van de buitenlucht is, bij de verdampingscondensor dat de natteboltemperatuur van de buitenlucht is en bij de watergekoelde condensor dat de wateraanvoertemperatuur is. Het maximale temperatuurverschil van 10 K tussen condensatie- en buitenluchttemperatuur geldt voor een buitenluchttemperatuur van + 13 °C en hoger;
• een koel- en/of vriesinstallatie op basis van een halogeenvrij koudemiddel voor Energie-investeringsaftrek in aanmerking komt, uitgezonderd de installatiedelen die geen halogeenvrij koudemiddel bevatten;
• indien CO2 als koudedrager wordt gebruikt het koudenet ook in aanmerking komt;
• een koel- en/of vriesinstallatie waarbij in het samenstel van voorzieningen een HFK-houdend koudemiddel wordt toegepast, niet in aanmerking komt voor Energie-investeringsaftrek. Onder samenstel van voorzieningen wordt verstaan alle aanwezige middelen die onderling met elkaar verbonden zijn voor het koelen en/of vriezen van ruimten of processen.
In de door verweerder uitgegeven brochure Energielijst 2014 is het bedrijfsmiddel vermeld onder de code 220212.
4. Aan de orde is de vraag of verweerder de aanvraag van appellante voor een EIA-verklaring terecht heeft afgewezen.