ECLI:NL:CBB:2016:417
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wijziging van de vaststelling van de bedrijfstoeslag 2011 en de toepassing van de 50-bomennorm
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 december 2016, betreft het een geschil tussen een vennootschap onder firma en de staatssecretaris van Economische Zaken over de wijziging van de bedrijfstoeslag voor het jaar 2011. De appellante had in 2011 een aanvraag ingediend voor de uitbetaling van haar toeslagrechten, waarbij zij 32 percelen met een totale oppervlakte van 127,12 hectare had opgegeven. De staatssecretaris had de bedrijfstoeslag vastgesteld op € 47.594,12, maar wijzigde deze later op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006, omdat een van de percelen, perceel 30, niet voldeed aan de 50-bomennorm. Dit leidde tot een herberekening van de toeslag, waarbij de staatssecretaris de subsidiabele oppervlakte van perceel 30 kleiner vaststelde en de bedrijfstoeslag verlaagde naar € 37.145,63.
Na bezwaar van de appellante werd de bedrijfstoeslag verhoogd naar € 44.244,34, maar de appellante ging in beroep tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 10 november 2016 was de appellante niet aanwezig, maar haar gemachtigde had een bericht van verhindering gestuurd. Het College overwoog dat de staatssecretaris op grond van Europese regelgeving verplicht is om onverschuldigd betaalde bedrijfstoeslag terug te vorderen en dat hij niet gebonden is aan eerdere vaststellingen van subsidiabele oppervlakte. De appellante betoogde dat de staatssecretaris de subsidiabele oppervlakte van perceel 30 ten onrechte had vastgesteld, maar het College oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat op perceel 30 niet op dezelfde wijze landbouwactiviteiten konden worden beoefend als op percelen zonder bomen.
Het College concludeerde dat de beroepsgrond van de appellante niet slaagde en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de toepassing van de 50-bomennorm en de bevoegdheid van de staatssecretaris om eerdere besluiten te herzien indien deze niet in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving.