ECLI:NL:CBB:2017:134
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bestuurlijke boete onder de Meststoffenwet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten [naam 1] en [naam 2] tegen de staatssecretaris van Economische Zaken, naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellanten, die in 2014 drie pony's, twee jaarlingen en drie veulens hielden op een perceel van 3,85 hectare, kregen van de staatssecretaris een bestuurlijke boete opgelegd wegens overtredingen van de Meststoffenwet. De boete was gebaseerd op een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) die had vastgesteld dat de appellanten de gebruiksnormen voor meststoffen hadden overschreden. De appellanten stelden dat zij hobbyboeren waren en dat de boetes ten onrechte aan hun vennootschap onder firma (v.o.f.) waren opgelegd, aangezien deze niet meer bestond. De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Tijdens de zitting voerden de appellanten aan dat de boetes niet aan de v.o.f. konden worden opgelegd, omdat deze was opgeheven. Het College oordeelde echter dat de appellanten in 2014 handelingen onder de naam van de v.o.f. hadden verricht, zoals het aanvragen van bedrijfstoeslagen. Het College concludeerde dat de appellanten, ondanks hun beweringen, niet als hobbyboeren konden worden aangemerkt, omdat zij een aanzienlijke oppervlakte grond gebruikten voor hun activiteiten en ook financieel voordeel haalden uit de verkoop van veulens. De staatssecretaris had de boetes terecht opgelegd, en het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank.