ECLI:NL:CBB:2017:292
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van een taxivergunning wegens ernstig gevaarzettend gedrag van een taxichauffeur in Amsterdam
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 juni 2017 uitspraak gedaan over de intrekking van de taxivergunning van een verzoeker, die werkzaam was als taxichauffeur in Amsterdam. De intrekking vond plaats op basis van artikel 2.14, eerste lid, aanhef en onder d, van de Taxiverordening Amsterdam 2012, in samenhang met artikel 1, vierde lid, onder d, van het Besluit Nadere regels eisen chauffeurs. De aanleiding voor de intrekking was het gedrag van de verzoeker, dat als ernstig gevaarzettend en bijzonder asociaal werd gekwalificeerd.
Het primaire besluit tot intrekking van de vergunning werd genomen op 6 april 2017, waarna de verzoeker bezwaar maakte en een voorlopige voorziening vroeg. Tijdens de zitting op 21 juni 2017 werd de verzoeker bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerders vertegenwoordigd waren door hun gemachtigde. Getuigen, werkzaam als toezichthouders bij de gemeente Amsterdam, werden ook gehoord.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de intrekking van de vergunning ingrijpende gevolgen had voor de verzoeker, die zijn werkzaamheden niet meer kon uitvoeren. Desondanks werd vastgesteld dat de verzoeker op 31 januari 2017 met hoge snelheid door de De Ruijtertunnel reed en verkeersregels overtrad, wat leidde tot de conclusie dat de intrekking van de vergunning gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de kwaliteit van het taxivervoer op de Amsterdamse opstapmarkt zwaarder woog dan de financiële gevolgen voor de verzoeker.