Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats 1] , appellant,
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Heeft u letsel of een aandoening bij het dier waargenomen? (…)
(…)
(…)
De Dierenarts deed bij beide pony’s een klinisch onderzoek en constateerde:
- Beide dieren hadden zeer veel pijn.
nietzou gaan gebruiken maar daarna matigde hij wat in zijn uitspraken en stelde dat hij het middel
misschienzou gaan geven.
Welk letsel/aandoening(en) heeft u bij bovenvermeld dier waargenomen?
(…)
Heeft het dier pijn?
- Weide zeer klein maken;
- Opname van gras tot een minimum beperken;
- Hoeven bekappen (was tijdens mijn bezoek reeds gedaan).
- Met behulp van röntgenologisch onderzoek bepalen hoe ver het hoefbeen gekanteld is;
- Testen op PPID en insulineresistentie.
- Beide Shetlanders vertoonden geen verbetering ten opzichte van laatste bezoek van
- Beide Shetlanders waren nog steeds zeer pijnlijk en hadden moeite met lopen. Bij beiden was nog steeds sprake van een activatie van een chronische hoefbevangenheid.
- Vanwege sterk afwijkende hoeven was er sprake van een chronische vorm van hoefbevangenheid. Dit maakt de prognose voor beide pony’s zeer slecht tot infaust.
Omstreeks 11.21 heb ik (…) telefonisch contact opgenomen met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en besprak ik de bevindingen en het advies van de dierenarts, er werd mij opdracht gegeven het advies van de dierenarts uit te laten voeren.
Appellant voert tot slot aan dat de bij de kostenbeschikkingen gevoegde facturen van de dierenarts onvoldoende gespecificeerd zijn.
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Ingevolge artikel 5:24, eerste lid, omschrijft de last onder bestuursdwang de te nemen herstelmaatregelen.
Ingevolge het tweede lid vermeldt de last onder bestuursdwang de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd.
1. Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen.
(…)
In hetgeen appellant heeft aangevoerd, bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder niet mocht uitgaan van de juistheid van deze bevindingen. De in het toezichtrapport gedetailleerd beschreven waarnemingen worden ondersteund door bij het toezichtrapport gevoegde foto’s en de veterinaire verklaring. Hiertegenover staat dat appellant zich beroept op zijn opvattingen ten aanzien van het toedienen van pijnmedicatie gebaseerd op zijn jarenlange ervaring met het houden van Shetlanders. Deze opvattingen heeft hij echter niet onderbouwd, bijvoorbeeld met een verklaring van een dierenarts dan wel andere bewijsstukken. Daar komt bij dat appellant ter zitting heeft erkend dat zijn pony’s doorgegroeide hoeven hadden en hij deze eerder had moeten bekappen.
Gelet hierop heeft verweerder op grond van de bevindingen, vervat in het toezichtrapport van 26 april 2016 en de daarbij gevoegde veterinaire verklaring, terecht vastgesteld dat appellant artikel 2.1, eerste lid en artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren heeft overtreden.
kostenbesluit II in de zin van artikel 6:19 van de Awb. Omdat gesteld nochgebleken is dat appellant nog belang heeft bij een zelfstandige beoordeling van het beroep tegen het kostenbesluit I, zal het College het beroep tegen dat besluit niet-ontvankelijk verklaren.
(€ 598,91) in rekening worden gebracht vanwege het consulteren en doden van de pony’s op 25 mei 2016 en dit besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Het College stelt het door appellant verschuldigde bedrag voor de kosten van bestuursrechtelijke handhaving vast op
€ 207,48.
Beslissing
- verklaart het beroep gericht tegen het bestreden besluit ongegrond;
- verklaart het beroep gericht tegen kostenbesluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen kostenbesluit II gegrond;
- vernietigt kostenbesluit II;
- bepaalt dat appellant aan kosten voor de toepassing van bestuursdwang een bedrag van € 207,48 verschuldigd is aan verweerder;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde kostenbesluit II;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan appellant te vergoeden.