In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 15 september 2017, betreft het een beroep van [naam 1] B.V. tegen de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling nationale EZ-subsidies. De aanvraag, ingediend op 12 augustus 2015, was gericht op vroegefasefinanciering voor de ontwikkeling van een onbemande cleantech tractor, de 'Unmanned Cleantech Tractor' (UCT). De minister van Economische Zaken heeft de aanvraag op 30 oktober 2015 afgewezen, omdat deze niet voldeed aan de gestelde regels. Het bezwaar van appellante werd op 8 maart 2016 ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij het College.
Tijdens de zitting op 25 april 2017 werd de zaak behandeld. Appellante voerde aan dat de afwijzing onzorgvuldig was en dat de Adviescommissie, die de aanvraag beoordeelde, niet onafhankelijk was. Het College oordeelde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen op basis van verschillende afwijzingsgronden, waaronder onvoldoende vertrouwen dat de innovatieve starter de lening kon terugbetalen en dat de aanvraag niet voldeed aan de eisen van de Regeling. Het College concludeerde dat de Adviescommissie deskundig was en dat de procedure zorgvuldig was verlopen. Het beroep in zaak 16/171 werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding in zaak 16/226 werd afgewezen.