ECLI:NL:CBB:2017:443

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 oktober 2017
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
14/537
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R.R. Winter
  • H.A.B. van Dorst-Tatomir
  • T.P.J.N. van Rijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korting op GLB-inkomenssteun wegens overtreding Meststoffenwet

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 oktober 2017 uitspraak gedaan in het beroep van een appellant tegen een besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken. De staatssecretaris had bij besluit van 8 april 2014 een korting van 3% toegepast op de GLB-inkomenssteun voor het jaar 2010, omdat de appellant niet voldeed aan de randvoorwaarden van de Meststoffenwet (Msw). De appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door de staatssecretaris. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld bij het College.

Tijdens de zitting op 24 november 2016 is de zaak behandeld, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Het College heeft overwogen dat de appellant in 2010 de gebruiksnormen voor meststoffen heeft overschreden, wat in strijd is met de Msw. De appellant had aangevoerd dat er geen sprake was van overtreding, maar het College volgde deze redenering niet. Het College concludeerde dat de staatssecretaris terecht de korting had toegepast, omdat de appellant niet voldeed aan de vereisten voor het ontvangen van de volledige inkomenssteun.

De uitspraak van het College was dat het beroep van de appellant ongegrond werd verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 14/537
5101

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 oktober 2017

[naam] , te [plaats] , appellant,

(gemachtigde: mr. R. Scholten),

en

de staatssecretaris van Economische Zaken (hierna: verweerder)

(gemachtigde: mr. M. Leegsma en A.H. Spriensma-Heringa)

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (de Regeling) een korting van 3% op de aan appellant voor het jaar 2010 te verlenen rechtstreekse betalingen toegepast wegens het niet naleven van een randvoorwaarde.
Bij besluit van 3 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen door appellant ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2016, waar de zaak gevoegd is behandeld met de zaak van appellante geregistreerd onder zaaknummer AWB 15/354 waarin onder meer het hoger beroep van appellant ten aanzien van de aan hem opgelegde bestuurlijke boete wegens het niet naleven van de Meststoffenwet (Msw) in 2010 voorligt. Deze laatste zaak is vervolgens voor het doen van uitspraak weer gesplitst.
Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft bij het primaire besluit een korting van 3% toegepast op de bedrijfstoeslag voor het jaar 2010 wegens het niet naleven door appellant van de Msw in dat jaar.
1.2
Ingevolge Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (Verordening 73/2009), artikel 4, dient een landbouwer die rechtstreekse betalingen ontvangt, de in bijlage II genoemde, uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen in acht te nemen. Bijlage II bij Verordening 73/2009 verwijst voor de beheerseisen als bedoeld in artikel 4 van diezelfde verordening naar Richtlijn nr. 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreinigingen door nitraten uit agrarische bronnen (de Nitraatrichtlijn) en dan specifiek de artikelen 4 en 5 hiervan. Artikel 5 van de Nitraatrichtlijn is in Nederland onder meer geïmplementeerd in artikel 7 van de Msw, in samenhang met artikel 8 van de Msw.
1.3
De Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (de Regeling) strekte ter uitvoering van Verordening 73/2009. In artikel 3 van de Regeling werd bepaald dat een landbouwer die een aanvraag heeft ingediend voor steun overeenkomstig Verordening 73/2009 de in de artikelen 4 en 5 van Verordening 73/2009 bedoelde beheerseisen, zoals ook opgenomen in Bijlage 1 bij de Regeling, in acht dient te nemen. Punt 7 van Bijlage 1 (Beheerseisen als bedoeld in artikel 3) bij de Regeling verwijst naar de norm die volgt uit artikel 7 in samenhang met artikel 8 van de Msw.
2.1
Appellant stelt zich op het standpunt dat ten onrechte een korting op zijn bedrijfstoeslag 2010 is toegepast en heeft in dat verband aangevoerd dat er geen sprake is van overtreding van de Msw. Hij verwijst daarbij naar hetgeen hij heeft aangevoerd in de hiervoor vermelde procedure onder zaaknummer AWB 15/354.
2.2
Het College overweegt dienaangaande als volgt. Verweerder heeft aan appellant wegens overtreding van artikel 7 in verbinding met artikel 8 van de Msw, onder meer, in het jaar 2010 een bestuurlijke boete opgelegd. De rechtbank heeft in zijn uitspraak van 27 maart 2015, met kenmerk LEE 14/4512 en LEE 14/4645, vastgesteld dat artikel 7 Msw in 2010 is overtreden door appellant. Door appellant is zowel de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen overschreden als de stikstofgebruiksnorm, zodat de uitzondering op het verbod op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen voor hem niet geldt. In het door appellant tegen deze uitspraak bij het College ingestelde hoger beroep (zaaknummer 15/354), waarin het College heden uitspraak heeft gedaan, is bevestigd dat appellant in 2010 de gebruiksnormen heeft overschreden. Het door appellant ingenomen standpunt dat er geen sprake is van overtreding van de Msw volgt het College derhalve niet. Uit Verordening 73/2009 in samenhang met de Nitraatrichtlijn, de implementatie van deze richtlijn in artikel 7, in verbinding met artikel 8 van de Meststoffenwet, en artikel 3 van en punt 7 van Bijlage 1 bij de Regeling (zie hiervoor onder 1.2 en 1.3) volgt dat hij om aanspraak te kunnen maken op het volledige bedrag van de inkomenssteun onder meer artikel 7, voornoemd, had moeten naleven, hetgeen hij, naar blijkt, dus niet heeft gedaan. Verweerder was dan ook gehouden een randvoorwaardenkorting van 3% toe te passen. De beroepsgrond van appellant faalt.
3. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep van appellant ongegrond is.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.R. Winter, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir en mr. T.P.J.N. van Rijn, in aanwezigheid van mr. A.G.J. van Ouwerkerk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2017.
w.g. R.R. Winter w.g. A.G.J. van Ouwerkerk