Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 oktober 2017 op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Economische Zaken (verder: de staatssecretaris)
(gemachtigde: mr. A.H. Spriensma-Heringa),
en
[naam] , te [plaats] (verder: [naam] )
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
De staatssecretaris heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank zich bij het vaststellen van de hoogte van de boete ten onrechte geen rekenschap heeft gegeven van het feit dat [naam] ook de fosfaatgebruiksnorm heeft overschreden. De staatssecretaris verzet zich niet tegen het oordeel van de rechtbank dat voor het niet voldoen aan twee voorwaarden voor toepassing van derogatie (het niet tijdig aanmelden voor derogatie en het niet overleggen van geldige monsteranalyses) en de overschrijding van de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen die daar het gevolg van is – omdat de norm van 170 kg per ha wordt toegepast in plaats van 250 kg per ha – in totaal een boete van € 4000,- (twee maal € 2000,-) is opgelegd. De rechtbank heeft er bij het bepalen van de hoogte van de boete evenwel kennelijk aan voorbij gezien dat de derogatie alleen betrekking heeft op de gebruiksnorm voor stikstof in meststoffen afkomstig van graasdieren. Het – gematigde – boetebedrag van € 4000,- is dan ook louter daaraan gerelateerd. Het boetebedrag gerelateerd aan de overschrijding van de fosfaatgebruiksnorm, welke norm niet onder de reikwijdte van de derogatie valt, maar welk bedrag wel deel uitmaakte van de door de staatssecretaris opgelegde boete van € 45.000,- bedraagt € 10.307,-. Dit laatste element heeft de rechtbank bij zijn boetevaststelling ten onrechte niet in aanmerking genomen. De stelling van de staatssecretaris komt er dus op neer dat de totale boete had moeten worden vastgesteld op € 10.307,- + € 4000,- = 14.307,-.
Beslissing
- herroept het primaire besluit;
- stelt de bestuurlijke boete vast op € 12.994,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 19 september 2013.