1.9Bij het bestreden besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen verweerders weigering de container toe te laten. Verweerder heeft zijn standpunt dat bij de invoer van de Thaise waterbuffelschedels een veterinair certificaat vereist is gehandhaafd.
Daartoe heeft verweerder overwogen dat de producten van appellante producten zijn als bedoeld in bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 5, tweede lid, van Verordening 142/2011. Uit bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 1, tabel 2, rij 6, kolom 5 en onder a volgt dat voor jachttrofeeën als bedoeld in afdeling 5, tweede lid, het certificaat vereist is zoals genoemd in bijlage XV, hoofdstuk 6 (A). Verweerder heeft zich in het betreden besluit voorts op het standpunt gesteld dat de door appellante overgelegde stukken inhoudelijk niet voldoen aan de op grond van het model van bijlage XV, hoofdstuk 6(A) van Verordening 142/2011 daaraan gestelde eisen, omdat uit de overgelegde ‘certificates of health and inspection’ van 27 juni 2016 niet blijkt dat deze zijn opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde dierenarts. Verder kan volgens verweerder uit die certificaten niet worden afgeleid wat de herkomst is van de producten. De herkomst blijkt ook niet uit het overgelegde certificaat van 30 juni 2016, waardoor niet kan worden vastgesteld wat het risico voor de volksgezondheid en de diergezondheid van deze producten mogelijk is.
2. Appellante stelt zich in beroep primair op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat voor de zending een gezondheidscertificaat is vereist als bedoeld in bijlage XV, hoofdstuk 6 (A). Daartoe voert appellante aan dat de in geding zijnde producten jachttrofeeën of preparaten zijn in de zin van bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 5, punt 1, van Verordening 142/2011, waarvoor geen gezondheidscertificaat is vereist. Deze producten voldoen volgens appellante aan bijlage XIII, hoofdstuk VI, onder B en onder C, punt 1, onder b, van Verordening 142/2011. Gelet hierop heeft verweerder de toelating van deze producten ten onrechte geweigerd op de grond dat geen (rechtsgeldig) gezondheidscertificaat is overgelegd. Appellante stelt zich subsidiair op het standpunt dat het door haar overgelegde gezondheidscertificaat voldoet aan bijlage XIII, hoofdstuk VI, onder C, punt 1, onder a, van Verordening 142/2011, nu de dierproducten een taxidermische behandeling hebben ondergaan. Daarbij betoogt appellante dat bijlage XIII, hoofdstuk VI, onder C, punt 2, onder a, niet van toepassing is omdat Thailand geen gebied is waarvoor beperkingen gelden, en punt 2, onder b, niet van toepassing is omdat het niet om huiden gaat.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 5, punt 2 van Verordening 142/2011 op de producten van appellante van toepassing is en ingevolge deze bepaling de producten uit een derde land mogen worden ingevoerd wanneer wordt voldaan aan de voorschriften van bijlage XIII, hoofdstuk VI, onder punt C, punt 1, onder a, en punt 2, onder a, i, ii en iii, en b, onder i en ii, van Verordening 142/2011. Ingevolge artikel 31 van Verordening 142/2011 moeten zendingen van dierlijke bijproducten, zoals die van appellante, bedoeld voor invoer in of doorvoer door de Unie vergezeld gaan van gezondheidscertificaten en verklaringen volgens de modellen in bijlage XV van deze verordening. In bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 1, wordt in tabel 2, onder nummer 6, bepaald dat jachttrofeeën en andere preparaten moeten voldoen aan de eisen in afdeling 5 van deze verordening en dat voor jachttrofeeën en andere preparaten, zoals bedoeld in afdeling 5, punt 2 en afkomstig uit alle derde landen, een certificaat nodig is zoals aangegeven in bijlage XV, hoofdstuk 6 (A). Laatstgenoemde bijlage betreft het Gezondheidscertificaat voor behandelde jachttrofeeën en andere preparaten van vogels en hoefdieren, die uitsluitend uit beenderen, hoorns, klauwen, geweien, tanden of huiden bestaan, bestemd voor verzending naar of doorvoer door de Europese Unie. Appellante heeft het in de regelgeving voorgeschreven gezondheidscertificaat niet gebruikt. Wat betreft de overgelegde verklaringen van 27 juni 2016 stelt verweerder zich op het standpunt dat deze ook niet inhoudelijk kunnen worden gelijkgesteld met het in de geldende regelgeving voorgeschreven gezondheidscertificaat, omdat deze voor zover bekend niet zijn ondertekend door een daartoe bevoegde dierenarts of inspecteur én uit de verklaringen niet dan wel onvoldoende de herkomst van de dieren blijkt. Bovendien blijkt uit deze verklaringen dat de schedels niet in 100 graden water zijn gekookt en niet zijn behandeld met de voorgeschreven waterstof peroxide. Voorts is verweerder van mening dat appellante geen beroep kan doen op bijlage XIII, hoofdstuk VI, onder B, omdat deze bepaling enkel ziet op andere soorten dan hoefdieren. Appellante kan zich volgens verweerder evenmin beroepen op bijlage XIII, hoofdstuk VI, onder C, omdat deze bepaling ziet op volledig opgezette hoefdieren die een volledige taxidermische behandeling hebben ondergaan dan wel betrekking heeft op volledig opgezette hoefdieren en opgezette delen van hoefdieren, terwijl de producten van appellante bestaan uit schedels.
4. In geschil is of verweerder terecht heeft besloten om de invoer in de EU vanuit Thailand van een container met waterbuffelschedels met hoorns te weigeren.