ECLI:NL:CBB:2018:120

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 maart 2018
Publicatiedatum
5 april 2018
Zaaknummer
17/319
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering invoer van waterbuffelschedels en hoorns uit Thailand wegens gebrek aan gezondheidscertificaat

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 maart 2018 uitspraak gedaan over de weigering van de invoer van een container met schedels en hoorns van waterbuffels uit Thailand. De container was bestemd voor woningdecoratie en arriveerde op 5 augustus 2016 in Rotterdam. De invoer werd geweigerd door de staatssecretaris van Economische Zaken op basis van het ontbreken van een geldig veterinair gezondheidscertificaat, zoals vereist onder Verordening 142/2011. Appellante, een groothandel in woningdecoraties, had bezwaar aangetekend tegen deze weigering, maar het College oordeelde dat de documenten die waren overgelegd niet voldeden aan de wettelijke eisen. De gemachtigden van beide partijen verschenen ter zitting op 5 september 2017, waar de argumenten werden besproken. De staatssecretaris stelde dat de producten keuringsplichtig waren en dat de overgelegde certificaten niet waren ondertekend door een bevoegde dierenarts, waardoor de herkomst en de gezondheid van de producten niet konden worden vastgesteld. Het College concludeerde dat de weigering van de invoer terecht was, omdat niet kon worden vastgesteld welk risico de producten voor de volksgezondheid en de dierengezondheid met zich meebrachten. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 17/319
40100

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 maart 2018 op het beroep van:

[naam] B.V., te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. N. Wouters),
en

de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H. Verheul-Verkaik).

Procesverloop in hoger beroep

Bij besluit van 13 september 2016 (primair besluit) heeft verweerder de invoer in de Europese Unie (EU) vanuit Thailand van een container met schedels en hoorns van waterbuffels, bestemd voor woningdecoratie, geweigerd.
Bij besluit van 2 februari 2017 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2017. De gemachtigden van partijen zijn verschenen. Namens appellante is verder nog verschenen mr. T. Roelofs. Namens verweerder is tevens verschenen dr. A.G. Gheel.

Grondslag van het geschil

1. Het College gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Appellante is een groothandel in onder andere woningdecoraties. De in geding zijnde container met schedels en hoorns is vanuit Thailand verscheept naar Rotterdam, waar deze op
5 augustus 2016 is aangekomen zonder dat hij van tevoren was aangemeld aan het veterinair personeel van de Buitengrens Inspectie Post waar de zending zou binnenkomen. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, een dienst van verweerders ministerie, heeft hiervan per fax melding gemaakt bij Cross Ocean. Vervolgens heeft NeeleVat Warehousing B.V. (NeeleVat), het transportbedrijf dat als douane-expediteur in opdracht van appellante het transport van de container heeft verzorgd, de partij aangemeld voor 7 september 2016.
1.2
NeeleVat heeft met betrekking tot deze container, voor zover thans van belang, de volgende stukken aan verweerder verstrekt:
  • Twee, deels gelijkluidende, ‘certificate of health and inspection’, beide gedateerd,
  • In één van deze certificaten staat verder het volgende:
  • In het andere certificaat staat verder nog het volgende vermeld:
“The skulls with horns heave been immersed by Hydrofluoric acid for two hours to the core before drying. They have no skin and as such were not taxidemically treated. The skulls with horns have been found to have been well preserved. The skulls with horns are hygienically packed into the container and cleaned from animal fresh and other medular parts which has made them fit for export.”
- Een certificaat, gedateerd 30 juni 2016 van ‘Department of National Parks, Wildlife and Plant Conservation Bangkok’ waarin is vermeld dat het verschepen van wildlife items, 1000 schedels van “Water Buffalo, Bubalus bubalis (domesticated form)”, in overeenstemming is met de wetten van Thailand.
1.3
Verweerder heeft NeeleVat met een aanhoudingsbericht, gedateerd 26 augustus 2016, ervan op de hoogte gesteld dat de documentencontrole niet conform is en heeft NeeleVat verzocht om alsnog een gedetailleerde verklaring omtrent de behandeling van schedels met hoorns in verband met het bepalen van de keuringsplichtigheid in te dienen. Verweerder heeft NeeleVat met een aanhoudingsbericht van 2 september 2016 opnieuw bericht dat de documentencontrole niet conform is. De partij is keuringsplichtig. Het gezondheidscertificaat dat volgens Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (Verordening 142/2011) is vereist, ontbreekt. Verweerder heeft daarbij verzocht het originele gezondheidscertificaat dat is afgegeven door de certificerende autoriteit van Thailand alsnog in te dienen.
1.4
Verweerder heeft NeeleVat met een aanhoudingsbericht van 6 september 2016 meegedeeld dat de partij moet worden aangeboden op het keurpunt voor weigering. Verweerder heeft vervolgens een voornemen tot weigering, gedateerd 7 september 2016, naar NeeleVat verstuurd. Daarin is vermeld dat de partij zal worden geweigerd voor invoer in de EU omdat daarvoor geen geldig certificaat is afgegeven inzake diergezondheid.
1.5
NeeleVat heeft op 8 september 2016 per e-mail een zienswijze ingediend. Zij heeft daarbij aangevoerd dat zij al jaren dergelijke producten invoert zonder dat een gezondheidscertificaat is vereist. Bovendien is er wel een gezondheidscertificaat overgelegd. Daaruit blijkt hoe de buffelschedels zijn behandeld. Indien de partij met een waarde van
€ 40.000,- wordt geweigerd, heeft dit grote financiële gevolgen voor appellante.
1.6
Op 9 september 2016 heeft een officiële dierenarts van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) met een fax als volgt gereageerd op deze zienswijze:
“(..) Ik moet u echter melden dat deze goederen, zijnde behandelde jachttrofeeën keuringsplichtig zijn volgens Verordening 142/2011/EG bijlage XIV, afdeling 5 en Hoofdstuk VI. Ook dienen de behandelde jachttrofeeën vergezeld te zijn van een gezondheidscertificaat volgens VO142/2011/EG bijlage VI, Hoofdstuk 6A. Met andere woorden het certificaat dat alsnog is ingediend voldoet niet aan de gestelde voorwaarden en is ook niet getekend door de bevoegde veterinaire autoriteit van het land van oorsprong. Door het bovengenoemde zal vandaag het besluit tot weigeren onverminderd worden voortgezet.”
1.7
Bij het primair besluit heeft verweerder de invoer van de container met schedels en hoorns van waterbuffels in de EU definitief geweigerd, omdat er geen geldig veterinair gezondheidscertificaat als bedoeld in Verordening 142/2011 is overgelegd.
1.8
Appellante heeft bij brief van 15 september 2016 bezwaar gemaakt tegen het primair besluit. Bij brief van dezelfde datum heeft appellante de voorzieningenrechter van het College verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 1 november 2016 (ECLI:NL:CBB:2016:344) heeft de voorzieningenrechter van het College dit verzoek afgewezen.
1.9
Bij het bestreden besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen verweerders weigering de container toe te laten. Verweerder heeft zijn standpunt dat bij de invoer van de Thaise waterbuffelschedels een veterinair certificaat vereist is gehandhaafd.
Daartoe heeft verweerder overwogen dat de producten van appellante producten zijn als bedoeld in bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 5, tweede lid, van Verordening 142/2011. Uit bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 1, tabel 2, rij 6, kolom 5 en onder a volgt dat voor jachttrofeeën als bedoeld in afdeling 5, tweede lid, het certificaat vereist is zoals genoemd in bijlage XV, hoofdstuk 6 (A). Verweerder heeft zich in het betreden besluit voorts op het standpunt gesteld dat de door appellante overgelegde stukken inhoudelijk niet voldoen aan de op grond van het model van bijlage XV, hoofdstuk 6(A) van Verordening 142/2011 daaraan gestelde eisen, omdat uit de overgelegde ‘certificates of health and inspection’ van 27 juni 2016 niet blijkt dat deze zijn opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde dierenarts. Verder kan volgens verweerder uit die certificaten niet worden afgeleid wat de herkomst is van de producten. De herkomst blijkt ook niet uit het overgelegde certificaat van 30 juni 2016, waardoor niet kan worden vastgesteld wat het risico voor de volksgezondheid en de diergezondheid van deze producten mogelijk is.
2. Appellante stelt zich in beroep primair op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat voor de zending een gezondheidscertificaat is vereist als bedoeld in bijlage XV, hoofdstuk 6 (A). Daartoe voert appellante aan dat de in geding zijnde producten jachttrofeeën of preparaten zijn in de zin van bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 5, punt 1, van Verordening 142/2011, waarvoor geen gezondheidscertificaat is vereist. Deze producten voldoen volgens appellante aan bijlage XIII, hoofdstuk VI, onder B en onder C, punt 1, onder b, van Verordening 142/2011. Gelet hierop heeft verweerder de toelating van deze producten ten onrechte geweigerd op de grond dat geen (rechtsgeldig) gezondheidscertificaat is overgelegd. Appellante stelt zich subsidiair op het standpunt dat het door haar overgelegde gezondheidscertificaat voldoet aan bijlage XIII, hoofdstuk VI, onder C, punt 1, onder a, van Verordening 142/2011, nu de dierproducten een taxidermische behandeling hebben ondergaan. Daarbij betoogt appellante dat bijlage XIII, hoofdstuk VI, onder C, punt 2, onder a, niet van toepassing is omdat Thailand geen gebied is waarvoor beperkingen gelden, en punt 2, onder b, niet van toepassing is omdat het niet om huiden gaat.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 5, punt 2 van Verordening 142/2011 op de producten van appellante van toepassing is en ingevolge deze bepaling de producten uit een derde land mogen worden ingevoerd wanneer wordt voldaan aan de voorschriften van bijlage XIII, hoofdstuk VI, onder punt C, punt 1, onder a, en punt 2, onder a, i, ii en iii, en b, onder i en ii, van Verordening 142/2011. Ingevolge artikel 31 van Verordening 142/2011 moeten zendingen van dierlijke bijproducten, zoals die van appellante, bedoeld voor invoer in of doorvoer door de Unie vergezeld gaan van gezondheidscertificaten en verklaringen volgens de modellen in bijlage XV van deze verordening. In bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 1, wordt in tabel 2, onder nummer 6, bepaald dat jachttrofeeën en andere preparaten moeten voldoen aan de eisen in afdeling 5 van deze verordening en dat voor jachttrofeeën en andere preparaten, zoals bedoeld in afdeling 5, punt 2 en afkomstig uit alle derde landen, een certificaat nodig is zoals aangegeven in bijlage XV, hoofdstuk 6 (A). Laatstgenoemde bijlage betreft het Gezondheidscertificaat voor behandelde jachttrofeeën en andere preparaten van vogels en hoefdieren, die uitsluitend uit beenderen, hoorns, klauwen, geweien, tanden of huiden bestaan, bestemd voor verzending naar of doorvoer door de Europese Unie. Appellante heeft het in de regelgeving voorgeschreven gezondheidscertificaat niet gebruikt. Wat betreft de overgelegde verklaringen van 27 juni 2016 stelt verweerder zich op het standpunt dat deze ook niet inhoudelijk kunnen worden gelijkgesteld met het in de geldende regelgeving voorgeschreven gezondheidscertificaat, omdat deze voor zover bekend niet zijn ondertekend door een daartoe bevoegde dierenarts of inspecteur én uit de verklaringen niet dan wel onvoldoende de herkomst van de dieren blijkt. Bovendien blijkt uit deze verklaringen dat de schedels niet in 100 graden water zijn gekookt en niet zijn behandeld met de voorgeschreven waterstof peroxide. Voorts is verweerder van mening dat appellante geen beroep kan doen op bijlage XIII, hoofdstuk VI, onder B, omdat deze bepaling enkel ziet op andere soorten dan hoefdieren. Appellante kan zich volgens verweerder evenmin beroepen op bijlage XIII, hoofdstuk VI, onder C, omdat deze bepaling ziet op volledig opgezette hoefdieren die een volledige taxidermische behandeling hebben ondergaan dan wel betrekking heeft op volledig opgezette hoefdieren en opgezette delen van hoefdieren, terwijl de producten van appellante bestaan uit schedels.
4. In geschil is of verweerder terecht heeft besloten om de invoer in de EU vanuit Thailand van een container met waterbuffelschedels met hoorns te weigeren.
5.1
Het College stelt vast dat niet in geschil is dat de hoorns en schedels van de waterbuffels zijn bestemd voor woningdecoratie en aldus niet bestemd zijn om op enigerlei wijze in menselijke voeding, voedermiddelen, organische meststoffen of bodemverbeteraars te worden gebruikt (http://context.reverso.net/vertaling/nederlands-engels/gebruikt). Gelet hierop zijn de hier aan de orde zijnde producten dierlijke bijproducten zoals omschreven in artikel 3, onder 1, van de Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (Verordening 1069/2009).
5.2
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van Verordening 1069/2009 worden dierlijke bijproducten overeenkomstig de lijst in de artikelen 8, 9 en 10 ingedeeld in bepaalde categorieën naargelang van het risico voor de volksgezondheid en de diergezondheid die deze dierlijke bijproducten inhouden.
5.3
Het door appellante ingebrachte “certificate of health and inspection” van 27 juni 2016 vermeldt, voor zover hier van belang, dat de hoorns en schedels afkomstig zijn van “Thailand domestic animals” en vrij zijn van ziekten zoals runderpest en BSE etc. Het certificaat geeft evenwel geen duidelijkheid over de herkomst van de hoorns en schedels, bijvoorbeeld of deze afkomstig zijn van in slachterijen afgekeurde dieren, dan wel afkomstig zijn van goedgekeurde dieren die geschikt zijn voor dierlijke consumptie en geslacht zijn in een slachthuis na een inspectie overeenkomstig EU-wetgeving. Evenmin kan op grond van het certificaat worden aangenomen dat de hoorns en schedels vrij zijn van alle ziekten, aangezien niet blijkt - en ook door appellante niet is gesteld, laat staan nader onderbouwd - dat het is opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde dierenarts. Het door appellante ingebrachte certificaat van 30 juni 2016, van het Department of National Parks, Wildlife and Plant Conservation, geeft over deze aspecten ook geen duidelijkheid.
5.4
Verweerder heeft zich, gelet op de gegevens die blijken uit de overgelegde certificaten, dan ook terecht op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld welk risico voor de volksgezondheid en de dierengezondheid de hier aan de orde zijnde dierlijke bijproducten inhouden. Reeds hierom voldoet de zending niet aan de bepalingen van Verordening 1069/2009, zodat van een uitzondering op het verbod van artikel 2.2.1 Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten als omschreven in artikel 2.2.2 van die regeling geen sprake is. Appellantes beroep op de bepalingen van bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 5, punt 1, en bijlage XIII, hoofdstuk VI, onder B en onder C, punt 1, onder b, van Verordening 142/2011, wat hiervan ook zij, kan hieraan niet afdoen.
6. Verweerder heeft gelet op het voorgaande terecht de invoer in de EU vanuit Thailand van de container met schedels en hoorns van waterbuffels geweigerd op de grond dat niet kan worden vastgesteld welk risico voor de volksgezondheid en de dierengezondheid de desbetreffende producten inhouden.
7. De conclusie is dat het beroep ongegrond moeten worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaard het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.E. Doolaard, mr. S.C. Stuldreher en mr. H.S.J. Albers in aanwezigheid van mr. A. El Markai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2018.
w.g. W.E. Doolaard w.g. A. El Markai