Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Procesverloop
melk- en kalfkoeien en 244 stuks jongvee.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 juni 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, een VOF die zich bezighoudt met melkveehouderij. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar fosfaatrecht was vastgesteld op 14.063 kilogram. Verzoekster verzocht om een verhoging van dit recht met 6.576 kilogram, gebaseerd op het aantal vergunde melk- en kalfkoeien en jongvee. De zitting vond plaats op 1 juni 2018, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechter verwees naar de Meststoffenwet (Msw) en de relevante artikelen die betrekking hebben op fosfaatrechten. Verzoekster stelde dat de invoering van het stelsel van fosfaatrechten inbreuk maakt op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP), en dat zij daardoor een individuele en buitensporige last draagt.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de minister moet nagaan of de invoering van het stelsel van fosfaatrechten in strijd is met artikel 1 van het EP, vooral als er sprake is van een disproportionele last voor verzoekster. De rechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het niet aannemelijk was dat verzoekster in 2018 meer mest zou produceren dan haar was toegestaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening geen garantie bood voor verzoekster en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.