Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2018 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellant,
de Kamer van Koophandel, verweerster,
Procesverloop
Overwegingen
BESTUURArtikel 5
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de inschrijving van de uittreding van een bestuurder van een stichting in het handelsregister. Appellant, die de uittreding van [naam 2] als bestuurder had opgegeven, was in beroep gegaan tegen het besluit van de Kamer van Koophandel dat deze opgave niet correct was. De Kamer van Koophandel had eerder besloten dat er gerede twijfel bestond over de juistheid van de opgave, omdat er geen bewijs was dat de bestuursvergaderingen waarin het ontslag van [naam 2] zou zijn besproken, rechtsgeldig waren gehouden. Appellant had wel stukken overgelegd, maar deze voldeden niet aan de vereisten zoals vastgelegd in de statuten van de stichting. Het College oordeelde dat de Kamer van Koophandel terecht had geconcludeerd dat de opgave van appellant niet juist was en dat de inschrijving in het handelsregister niet kon plaatsvinden. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.