In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellant had een subsidie van € 100.000,- ontvangen in het kader van de Regeling LNV-subsidies, maar deze subsidie werd door de minister teruggevorderd. De minister stelde dat er sprake was van onverschuldigde betaling, maar de appellant betwistte dit.
Het College heeft vastgesteld dat er geen expliciet besluit tot intrekking van de subsidievaststelling was genomen, wat noodzakelijk is voor een rechtmatige terugvordering. De minister had het bezwaar van de appellant tegen de terugvordering ongegrond verklaard, maar het College oordeelde dat de terugvordering niet kon plaatsvinden zonder een intrekkingsbesluit.
De uitspraak van het College was dat het beroep van de appellant gegrond werd verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd, en het primaire besluit werd herroepen. Tevens werd de minister opgedragen het betaalde griffierecht en de proceskosten aan de appellant te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak van een expliciet besluit tot intrekking bij terugvordering van subsidies.