ECLI:NL:CBB:2018:402

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
18/1275
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E.R. Eggeraat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van chauffeurskaart van taxichauffeur wegens forse snelheidsovertreding en voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 31 juli 2018 uitspraak gedaan over de schorsing van de chauffeurskaart van een taxichauffeur, verzoeker, die op 10 mei 2018 een forse snelheidsovertreding heeft begaan. Verzoeker overschreed de maximumsnelheid van 80 km/u met 55 km/u terwijl hij een passagier vervoerde. De officier van justitie legde hem op 21 juni 2018 een strafbeschikking op, inclusief een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 60 dagen. Deze overtreding leidde tot het vermoeden dat verzoeker niet meer voldeed aan de eisen voor het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Verweerder, de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, schorste de chauffeurskaart van verzoeker tot 3 september 2018 in afwachting van een beslissing van Justis over de nieuwe VOG.

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze schorsing en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn chauffeurskaart weer kon gebruiken. Tijdens de zitting op 31 juli 2018 heeft verzoeker zijn situatie toegelicht, waarbij hij benadrukte dat de schorsing ernstige gevolgen had voor zijn inkomen en zijn bedrijf. Hij stelde dat de schorsing onevenredig was in verhouding tot de overtreding, die hij als een eenmalige fout beschouwde. Verweerder daarentegen stelde dat de schorsing noodzakelijk was om de kwaliteit van het taxivervoer te waarborgen en dat de ernst van de overtreding dit rechtvaardigde.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder bevoegd was om de chauffeurskaart te schorsen en dat de belangenafweging die verweerder had gemaakt niet onredelijk was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de beslissing van Justis over de VOG binnen enkele weken te verwachten was. Indien de VOG zou worden afgegeven, zou de schorsing zo snel mogelijk worden beëindigd. De uitspraak werd gedaan door mr. E.R. Eggeraat, in aanwezigheid van griffier mr. J.W.E. Pinckaers.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 18/1275
14910

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter

van 31 juli 2018 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: [naam 2] ),
en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder,

(gemachtigde: mr. I.M. Kops)

Procesverloop

Bij besluit van 11 juni 2018 (primair besluit) heeft verweerder de chauffeurskaart van verzoeker tot 3 september 2018 geschorst.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij zijn chauffeurskaart weer kan gebruiken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 juli 2018. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
1.1.
Verzoeker heeft op 10 mei 2018, terwijl hij als taxichauffeur een passagier vervoerde, met zijn auto buiten de bebouwde kom de geldende maximumsnelheid van 80 kilometer (km) per uur, met 55 km per uur overschreden (overtreding). De officier van justitie heeft verzoeker op 21 juni 2018 daarvoor een strafbeschikking opgelegd, met een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 60 dagen, te weten tot en met 9 juli 2018. De overtreding heeft verweerder geleid tot het vermoeden dat verzoeker niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Verweerder heeft verzoeker daarom schriftelijk verzocht om binnen vier weken een nieuwe VOG te overleggen. Verzoeker heeft vervolgens meteen een VOG aangevraagd bij de dienst Justis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Justis), die op die aanvraag nog moet beslissen.
1.2.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de chauffeurskaart ‘in afwachting van het uit te voeren onderzoek naar een eventuele intrekking van de chauffeurskaart’ geschorst tot 3 september 2018 (maatregel). Aan de schorsing is ten grondslag gelegd dat vanwege de ernst van voormelde overtreding de beslissing van Justis over de afgifte van een nieuwe VOG niet zonder oplegging van de maatregel kan worden afgewacht.
2.1.
Verzoeker heeft aangevoerd dat de schorsing van de chauffeurskaart voor hem nadelige gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Hij kan, gezien zijn leeftijd en arbeidsverleden, alleen met taxivervoer in zijn levensonderhoud voorzien, verliest door het besluit tot schorsing zijn goede naam als werkgever en ondernemer en loopt klanten en inkomsten mis. Zijn taxibedrijf kan failliet kan gaan waardoor zijn personeel geen baan meer heeft en hij geen inkomsten meer heeft. Het primaire besluit berust op een eenmalige - ernstige - fout die hij erkent, waarvoor hij is gestraft en die hij niet zal herhalen. De officier van justitie heeft zijn belangen als taxiondernemer meegenomen in de strafbeschikking door het rijbewijs al op 10 juli 2018 terug te geven. Dat zou verweerder bij een juiste belangenafweging ook met de chauffeurskaart moeten doen.
2.2.
Verweerder heeft gesteld dat de nadelige gevolgen van het schorsen van de chauffeurskaart op zich geen reden zijn om van schorsing af te zien. Verweerder gaat niet bij elke snelheidsovertreding over tot schorsing van een chauffeurskaart, maar pas bij een zware snelheidsovertreding van meer dan 50 km/uur, als in dit geding aan de orde. Het waarborgen van de kwaliteit van taxivervoer moet zwaarder wegen dan het financieel belang van verzoeker. Door de zeer forse overschrijding van de maximumsnelheid heeft appellant in ernstige mate afbreuk gedaan aan het belang van veilig taxiververvoer.
3.1.
Op grond van artikel 82, zesde lid, van het Besluit personenvervoer 2000 (Bp 2000) kan verweerder, indien hij vermoedt dat een taxichauffeur niet meer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een VOG, verlangen dat die chauffeur binnen een door verweerder vast te stellen termijn een nieuwe VOG overlegt. Op grond van artikel 10, derde lid, in samenhang gelezen met het eerste lid, aanhef en onder d van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten (de Regeling) kan verweerder een chauffeurskaart voor een termijn van ten hoogste 12 weken schorsen in het belang van veilig taxivervoer dan wel bij het vermoeden dat de bestuurder niet of niet tijdig een nieuwe VOG overlegt.
3.2.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter was verweerder op grond van voormelde regelgeving bevoegd de chauffeurskaart van verzoeker gedurende 12 weken te schorsen en heeft verweerder in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik kunnen maken. Het gaat om een zeer forse overschrijding van de toegestane maximumsnelheid. Van een taxichauffeur als verzoeker mag worden verwacht dat hij een dergelijke overtreding niet maakt.
3.3.
Het is nu aan Justis om te beslissen of de door verzoeker begane overtreding een bezwaar vormt voor het vervullen van zijn functie als taxichauffeur. Die beslissing, in de vorm van een beslissing op de aanvraag van verzoeker om een nieuwe VOG, is binnen enkele weken te verwachten. Indien de VOG zal worden afgeven, zal verweerder de schorsing zo snel mogelijk beëindigen. Indien geen VOG zal worden afgegeven, zal verweerder de chauffeurskaart intrekken. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in afwachting van de beslissing van Justis over de afgifte aan verzoeker van een nieuwe VOG, het primaire besluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. De voorzieningenrechter acht de belangenafweging die verweerder heeft gemaakt niet onredelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Eggeraat, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2018
w.g. mr. E.R. Eggeraat w.g. mr. J.W.E. Pinckaers