In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 31 juli 2018 uitspraak gedaan over de schorsing van de chauffeurskaart van een taxichauffeur, verzoeker, die op 10 mei 2018 een forse snelheidsovertreding heeft begaan. Verzoeker overschreed de maximumsnelheid van 80 km/u met 55 km/u terwijl hij een passagier vervoerde. De officier van justitie legde hem op 21 juni 2018 een strafbeschikking op, inclusief een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 60 dagen. Deze overtreding leidde tot het vermoeden dat verzoeker niet meer voldeed aan de eisen voor het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Verweerder, de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, schorste de chauffeurskaart van verzoeker tot 3 september 2018 in afwachting van een beslissing van Justis over de nieuwe VOG.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze schorsing en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn chauffeurskaart weer kon gebruiken. Tijdens de zitting op 31 juli 2018 heeft verzoeker zijn situatie toegelicht, waarbij hij benadrukte dat de schorsing ernstige gevolgen had voor zijn inkomen en zijn bedrijf. Hij stelde dat de schorsing onevenredig was in verhouding tot de overtreding, die hij als een eenmalige fout beschouwde. Verweerder daarentegen stelde dat de schorsing noodzakelijk was om de kwaliteit van het taxivervoer te waarborgen en dat de ernst van de overtreding dit rechtvaardigde.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder bevoegd was om de chauffeurskaart te schorsen en dat de belangenafweging die verweerder had gemaakt niet onredelijk was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de beslissing van Justis over de VOG binnen enkele weken te verwachten was. Indien de VOG zou worden afgegeven, zou de schorsing zo snel mogelijk worden beëindigd. De uitspraak werd gedaan door mr. E.R. Eggeraat, in aanwezigheid van griffier mr. J.W.E. Pinckaers.