Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het College, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is. Het College ziet aanleiding om in deze procedure van deze bevoegdheid gebruik te maken en doet uitspraak zonder zitting. Daartoe overweegt het College als volgt.
Bij beschikking van 10 januari 2018 heeft verweerder de fosfaatrechten van appellante vastgesteld. Namens appellante is daartegen op 19 februari 2018 bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift bevat geen gronden.
Op 1 maart 2018 heeft verweerder de beslistermijn verlengd tot en met 16 mei 2018. Bij brief van 18 april 2018 heeft verweerder appellante de gelegenheid geboden om binnen twee weken de gronden voor het bezwaar in te dienen. Daarop heeft appellante bij brief van 30 april 2018 onder verwijzing naar twee meldingen van 22 maart 2018 gereageerd. Daarmee eindigde de beslistermijn op 28 mei 2018. Tot heden heeft verweerder niet op het bezwaar beslist. Appellante stelde verweerder met een brief van 7 juni 2018 in gebreke.
Appellante verzocht het College met toepassing van artikel 8:55d van de Awb te bepalen dat verweerder binnen een door het College te bepalen termijn alsnog beslist op het bezwaar. Verder vraagt zij om verweerder te veroordelen in de proceskosten en de door haar in bezwaar gemaakte kosten.
Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb stelt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over beroep met een besluit gelijk het niet tijdig nemen van een besluit. Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb maakt het mogelijk het beroepschrift in te dienen zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en twee weken zijn verstreken na de dag waarop appellante verweerder schriftelijk heeft medegedeeld dat hij in gebreke is.
Het beroep is gegrond. Het College zal bepalen dat verweerder binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog beslist op het bezwaar. Over de in bezwaar gemaakte kosten dient verweerder dan ook te beslissen.
Het College veroordeelt verweerder in de door appellante gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 247,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 0,5).