ECLI:NL:CBB:2018:443
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Pavićević
- M.B.L. van der Weele
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de hoogte van basis- en vergroeningsbetaling in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 28 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de hoogte van de basis- en vergroeningsbetaling voor het jaar 2016. De appellante, een maatschap, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister, waarin een bedrag van € 28.766,40 was vastgesteld voor uitbetaling. De appellante betwistte de vastgestelde perceelgrenzen en de hoogte van de uitbetaling, en stelde dat er onterecht kortingen waren toegepast op de subsidiabele hectares.
Tijdens de zitting op 11 juli 2018 heeft de appellante haar standpunten toegelicht, waarbij zij zich richtte op de perceelgrenzen van vier specifieke percelen. Het College heeft de argumenten van de appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de minister terecht de oppervlakte van de percelen had vastgesteld. Het College oordeelde dat de verschillen in oppervlakte tussen de opgegeven en geconstateerde waarden niet substantieel genoeg waren om de beslissing van de minister te weerleggen. Bovendien werd vastgesteld dat de percelen 21 en 22 niet subsidiabel waren vanwege de aanwezigheid van meer dan 50 bomen per hectare.
Het College heeft ook de sanctie die aan de appellante was opgelegd beoordeeld en geconcludeerd dat de minister terecht een korting had toegepast op de uitbetaling. De appellante had niet aangetoond dat zij geen schuld had aan het opgeven van een te groot areaal. Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.