9.2De voorzieningenrechter acht deze verklaringen niet op voorhand ongeloofwaardig en hetgeen verweerder hier tegenin heeft gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de getuigen niet hebben kunnen zien dat de rechterband van de taxi van verzoeker lek was. Verweerder baseert dit standpunt op het feit dat de taxi in de rijrichting was geparkeerd en voor een chauffeur die van achteren nadert de rechterbandvoorband dan niet goed kan worden waargenomen. Verzoeker heeft hier echter tegenover gesteld dat beide getuigen vanuit tegengestelde richting naderde en dat – mede gezien de ruimte tussen zijn taxi en de hiervoor geparkeerde politieauto – vanuit deze richting een lekke voorband kan worden waargenomen. Het College acht deze toelichting, gelet op de inhoud van de getuigenverklaringen, niet implausibel. De voorzieningenrechter betrekt bij zijn oordeel tevens de print van de website Mijn ANWB, waarvan de inbreng ter zitting gelet op de instemming van verweerder door de voorzieningenrechter niet in strijd met de goede procesorde wordt beschouwd. De inhoud van deze print is door verweerder als zodanig niet betwist en ondersteunt het standpunt van verzoeker dat hij zich op de laad- en loshaven bevond vanwege een lekke band. Verweerder stelt hier tegenover dat uit de Track & Trace gegevens zoals deze door hem zijn overgelegd, blijkt dat verzoeker al om 9.30 uur weer is weggereden van de laad- en losplaats en dat het gelet hierop niet na een melding die pas om 9.24 uur is gedaan door de ANWB kan zijn geholpen omdat hier een aanzienlijk langere tijd mee gemoeid moet zijn. Aan deze gegevens kan de voorzieningenrechter echter niet die betekenis toekennen die verweerder voor ogen heeft. Uit deze gegevens blijkt dat verzoeker, voordat hij werd aangehouden omstreeks 9.15 uur, voornamelijk korte ritjes heeft gereden. In zoverre acht de voorzieningenrechter de gegevens plausibel. De laatste rit van de Track & Trace gegevens ving aan om 9.30 uur en duurde tot 11.33 uur over een afstand van 19,6 km. Dat op dit punt de Track & Trace-gegevens geheel betrouwbaar zijn en verzoeker inderdaad zonder onderbreking een rit heeft gemaakt van meer dan twee uur, waarbij hij minder dan twintig kilometer heeft afgelegd acht het College niet zonder meer aannemelijk en in dit licht betwijfelt hij ook welke waarde toekomt aan het geregistreerde aanvangstijdstip van 9.30 uur. Anderzijds zijn deze gegevens ook niet zonder meer in strijd met de verklaring van verzoeker, te weten dat hij na de aanhouding naar een bandenzaak is gereden, alwaar hij zijn lekke band heeft laten repareren wat naar zijn zeggen ongeveer anderhalf uur heeft geduurd. Dat verzoeker geen melding heeft gemaakt van zijn zachte dan wel lekke band tijdens de aanhouding of in zijn zienswijze, acht de voorzieningenrechter niet van doorslaggevend belang. Verzoeker heeft verklaard dat omdat hem werd verweten dat hij vervoer aanbood op de opstapmarkt, hij zijn verweer aanvankelijk geheel hier tegen heeft gericht. Pas later heeft hij beseft dat hij zijn verweer verder kon uitbreiden. Evenmin van doorslaggevend belang acht de voorzieningenrechter de latere verklaring van de verbalisant, dat hij ten tijde van de staande houding geen lekke band heeft gezien. Deze verklaring sluit ook niet uit dat de taxi van verzoeker een lekke band had en is bovendien pas zeer geruime tijd later afgelegd.
10. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter was verweerder gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet bevoegd de taxivergunning in te trekken. In dit licht behoeft verzoekers beroep op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP) geen bespreking.
11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit van 28 augustus 2018 met ingang van 25 oktober 2018, 10.00 uur, is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
12. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).