In deze zaak heeft de Maatschap [naam 1] en [naam 2] beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake de uitbetaling van betalingsrechten voor het jaar 2016. Het primaire besluit, genomen op 22 april 2017, weigerde de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling en de extra betaling voor jonge landbouwers, omdat de minister van mening was dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden. Het bestreden besluit, dat op 18 september 2017 werd genomen, verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond. Appellante stelde dat zij onbedoeld twee meldingen had gedaan voor de overdracht van betalingsrechten en dat de tweede melding niet tijdig was ingetrokken. Tijdens de zitting op 3 december 2018 werd duidelijk dat de overdracht van betalingsrechten niet had geleid tot uitbetaling aan zowel appellante als de verhuurder, [naam 3]. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat appellante geen procesbelang had bij de beoordeling van haar beroep, omdat de uitkomst van de procedure geen verbetering zou opleveren voor haar situatie. Het College verklaarde het beroep daarom niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan op 8 januari 2019 door de meervoudige kamer.