Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2019 op het hoger beroep van:
[naam 1] h.o.d.n coffeeshop [naam 2] , te [plaats] , appellante
appellante
de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, staatssecretaris
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
In de ruimte zag ik diverse personen roken. Ik rook de penetrante geur van verbrande wiet en de penetrante geur van tabaksrook.
Sigaretten en shag zijn tabaksproducten zoals bedoeld in artikel 1, onder a, van de Tabakswet.
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Het argument van appellante dat er ten onrechte geen monster van de waargenomen sigaret en peuken is genomen, kan naar het oordeel van de staatssecretaris niet slagen. Er bestaat geen verplichting om een dergelijk onderzoek te verrichten. Ter zitting heeft de staatssecretaris verklaard dat het beleid is om geen monsters te nemen in coffeeshops omdat het niet de bedoeling is dat toezichthouders drugs in beslag nemen. Bovendien hebben de toezichthouders het rapport op ambtseed opgemaakt. Zij hebben volgens de staatssecretaris geen reden om onwaarheden op te schrijven. Tegen de stelling van appellante dat de toezichthouders de heer [naam 3] hadden moeten wijzen op het roken, voert de staatssecretaris aan dat dergelijke constateringen ter plekke niet worden medegedeeld uit veiligheidsoverwegingen. Daarnaast wordt naar aanleiding van wat de toezichthouders feitelijk opschrijven pas nadien besloten of er een boete wordt opgelegd. Ook daarom worden er ter plekke geen mededelingen gedaan.
Voor wat betreft de waarnemingen met betrekking tot de zichtbare rookverboden verwijst de staatssecretaris naar hetgeen hierover in de aangevallen uitspraak is overwogen.