ECLI:NL:CBB:2019:356

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 augustus 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
19/1089
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E.R. Eggeraat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de keuring van pootaardappelen wegens overtreding van de Zaaizaad- en plantgoedwet

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 augustus 2019 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, bestaande uit een maatschap en enkele leden, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Nederlandse Algemene Keuringsdienst (NAK) dat de partijkeuring van pootaardappelen op hun bedrijf voor een periode van drie jaar heeft opgeschort. Dit besluit was genomen naar aanleiding van de constatering dat verzoekers ongekeurde pootaardappelen in de handel hadden gebracht, wat in strijd is met artikel 40 van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005.

Tijdens de zitting op 9 augustus 2019 hebben de verzoekers hun zorgen geuit over de gevolgen van de schorsing voor hun oogst van 2019, die eind augustus begint. Ze hebben een voorstel gedaan om de oogst op hun eigen bedrijf te sorteren en op te slaan onder de verantwoording van een zaakwaarnemer. De NAK heeft echter aangegeven dat dit voorstel niet acceptabel is, gezien de ernst van de overtreding en het verlies van vertrouwen in de verzoekers.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de schorsing van de keuring niet onredelijk is, gezien de omstandigheden van de overtreding. Hij heeft vastgesteld dat verzoekers niet voldoen aan de voorwaarden die door de NAK zijn gesteld voor de keuring van de oogst 2019. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waarbij hij ook heeft aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 19/1089
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 augustus 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] , te [plaats 1] , [naam 2] , te [plaats 2] en [naam 3] , te [plaats 1] , verzoekers,
(gemachtigden: mr. Th.J.H.M. Linssen en mr. J.H.D. Elings),
en
Nederlandse Algemene Keuringsdienst (NAK), verweerder
(gemachtigden: mr. J. Kennis en mr. I.M. van der Heijden).

Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de partijkeuring van pootaardappelen op het bedrijf van verzoekers voor een periode van in elk geval drie jaar opgeschort wegens overtreding van artikel 40 van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 (Zpw)
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2019. [naam 2] en [naam 3] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden en [naam 4] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, bijgestaan door [naam 5] , directiesecretaris van NAK.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het primaire besluit is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2. Verweerder heeft geconstateerd dat verzoekers ongekeurde pootaardappelen in de handel hebben gebracht. Dit is verboden op grond van artikel 40, eerste lid, van de Zpw. Op grond van artikel 21a van de Regeling verhandeling teeltmateriaal heeft verweerder de keuring en certificering op het bedrijf van verzoekers met ingang van de partijkeuring 2019 voor in elk geval drie jaar opgeschort. In het primaire besluit heeft verweerder gesteld dat dit concreet betekent dat de veldkeuring 2019 op het bedrijf van verzoekers nog zal worden uitgevoerd, omdat nagenoeg al het pootgoed al is gepoot. De partijkeuring en certificering van de oogst 2019 zal verweerder niet meer uitvoeren op het bedrijf van verzoekers of op enig bedrijf waar zij rechtstreeks of middellijk bij zijn betrokken. Bij de elders uit te voeren partijkeuring en certificering van de oogst 2019 wil verweerder geen contact met verzoekers of andere leden van de maatschap hebben. Hiervoor zullen verzoekers een voor verweerder acceptabele zaakwaarnemer moeten aanstellen.
3. Verzoekers hebben verzocht een voorlopige voorziening te treffen, omdat de oogst 2019 eind augustus begint. Na het rooien moeten de pootaardappelen zo snel mogelijk voor de droogwand worden gezet en daarna gekoeld worden opgeslagen. De oogst 2019 omvat [… 1] ton bruto. Verzoekers hebben een opslagbehoefte van [… 2] ton bruto, omdat een deel van de oogst al wordt uitgeleverd aan klanten. In deze behoefte kan volgens verzoekers niet worden voorzien bij derden. Daarnaast stellen verzoekers dat het verspreiden van de pootaardappelen over een groot aantal locaties grote logistieke problemen oplevert en dat het vervoer van de pootaardappelen over meer dan 80 km leidt tot kwaliteitsverlies. Verzoekers hebben als tussenoplossing voorgesteld dat de oogst 2019 op het bedrijf van verzoekers gesorteerd en opgeslagen worden en dat de bedrijfsvoering plaatsvindt onder de verantwoording van een door hun voorgedragen zaakwaarnemer. Verzoekers zullen dan niet langer bij de bedrijfsvoering betrokken zijn.
4. Verweerder kan zich niet in dit voorstel vinden. Het gaat om een ernstige overtreding. De door verzoekers in de handel gebrachte partijen zijn niet alleen niet gekeurd, maar ook, mogelijk door derden, voorzien van valse certificaten. Het gaat om een unieke situatie die ook in Duitsland en België tot reacties heeft geleid. Bij de keurmeesters is het vertrouwen in verzoekers weg. Om herhaling te voorkomen wil verweerder de behandeling van de oogst 2019 aan de invloedssfeer van verzoekers onttrekken. Daarom is het voor verweerder essentieel dat de pootaardappelen niet op het bedrijf van appellanten behandeld en opgeslagen worden, maar elders. Volgens verweerder is dat praktisch te doen zonder ernstige bedrijfseconomische gevolgen voor verzoekers. Verweerder ziet het voorstel van verzoekers als het verhangen van bordjes, maar vindt dat niet voldoende om het vertrouwen terug te krijgen. Daarbij speelt een grote rol dat verzoekers en hun familieleden bij of in de buurt van het bedrijf wonen. Verder wijst verweerder erop dat verzoekers uitgaan van een verkeerde lezing van het besluit. Het is niet zo dat een zaakwaarnemer moet worden aangesteld. Het besluit is dat er niet meer gekeurd wordt. Voor de oogst 2019 is echter de mogelijkheid geboden om de keuring elders te laten doen.
5. De voorzieningenrechter beperkt zijn beoordeling tot de schorsing van de keuring van de oogst 2019 die binnen korte tijd begint. Of de door verweerder genomen maatregel ook de volgende jaren blijft gelden, zal in de bezwaarprocedure aan de orde komen. Daarbij wordt voorop geplaatst dat ook naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake is van een ernstige overtreding. Verweerder heeft bij zijn besluit om de keuringen te schorsen verzoekers de mogelijkheid geboden om de oogst 2019 toch te laten keuren onder de voorwaarde dat dat niet op het bedrijf van verzoekers, maar elders gebeurt en het contact plaatsvindt via een zaakwaarnemer. Vanwege de verwevenheid van wonen en bedrijfsvoering weegt het voor verweerder zwaar dat de oogst 2019 niet op het bedrijf van verzoekers wordt gekeurd. De voorzieningenrechter acht de schorsing van de keuring onder deze voorwaarde, gezien de toedracht van de overtreding, niet onredelijk.
Geconstateerd moet worden dat verzoekers met hun voorstel tot het aanstellen van een zaakwaarnemer niet aan deze voorwaarde voldoen. Het voorstel komt er immers op neer dat de oogst 2019 wordt behandeld en opgeslagen op hun eigen bedrijf. Volgens verzoekers is er in de buurt maar ook op grotere afstand onvoldoende geschikte opslagruimte beschikbaar en is de kans op kwaliteitsverlies groter als de geoogste pootaardappels over meer dan 80 km vervoerd moeten worden. Dat er in de buurt van de oogstlocaties niet genoeg opslagcapaciteit te vinden is betekent dat verzoekers ook gebruik zullen moeten maken van (veel) verder weg gelegen opslagruimte. Het is duidelijk dat hierdoor problemen en extra risico’s voor verzoekers ontstaan. De voorzieningenrechter ziet hierin evenwel geen aanleiding voor inwilliging van het verzoek. Het is aan verzoekers om gebruik te maken van de door verweerder geboden mogelijkheid de oogst 2019 toch te laten keuren. Niet is gebleken dat de door verweerder gestelde voorwaarde onuitvoerbaar is. De (financiële) gevolgen die verzoekers kunnen ondervinden acht de voorzieningenrechter niet onevenredig zwaar.
De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Eggeraat, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2019.
E.R. Eggeraat M.B. van Zantvoort
Afschrift verzonden aan partijen op: